vt. pakken, leren, tekenen (lowan school)

werkwoorden vervoegen
pakken, leren, tekenen
(t.t. -> v.t.)
1 / 51
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

werkwoorden vervoegen
pakken, leren, tekenen
(t.t. -> v.t.)

Slide 1 - Slide

de tegenwoordige tijd
de verleden tijd
Ik
Hij
Wij
Het werkwoord: pakken

Slide 2 - Slide

pak
de tegenwoordige tijd
de verleden tijd
Ik
Hij
Wij
Het werkwoord: pakken
Voorbeeld: Ik pak de fles uit de keuken.

Slide 3 - Slide

pakt
pak
de tegenwoordige tijd
de verleden tijd
Ik
Hij
Wij
Het werkwoord: pakken
Voorbeeld: Hij pak de fles uit de keuken.

Slide 4 - Slide

pakt
pak
pakken
de tegenwoordige tijd
de verleden tijd
Ik
Hij
Wij
Het werkwoord: pakken
X 't kofschip

Slide 5 - Slide

pakt
pak
pakken
de tegenwoordige tijd
de verleden tijd
Ik
Hij
Wij
Het werkwoord: pakken
X 't kofschip
'en' gaat weg.
ik zie 'k' 
ik schrijf te/ ten 

Slide 6 - Slide

pakt
pakte
pak
pakte
pakken
de tegenwoordige tijd
de verleden tijd
Ik
Hij
Wij
Het werkwoord: pakken
Voorbeeld: Ik/hij pakte de fles uit de keuken.

Slide 7 - Slide

pakt
pakte
pak
pakte
pakken
pakten
de tegenwoordige tijd
de verleden tijd
Ik
Hij
Wij
Het werkwoord: pakken
Voorbeeld: Wij pakten de fles uit de keuken.

Slide 8 - Slide

Johan ....... ijs uit de keuken.
A
pakte
B
pakten

Slide 9 - Quiz

De dief ....... de ringen uit het huis.
A
pakte
B
pakten

Slide 10 - Quiz

De dieven ....... de ringen uit het huis.
A
pakte
B
pakten

Slide 11 - Quiz

Het kind ....... de koek.
A
pakte
B
pakten

Slide 12 - Quiz

Wij ....... de koek.
A
pakte
B
pakten

Slide 13 - Quiz

Ik ....... de koek.
A
pakte
B
pakten

Slide 14 - Quiz

Mehmet en Aron ....... de koek.
A
pakte
B
pakten

Slide 15 - Quiz

De kinderen ....... de koek.
A
pakte
B
pakten

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Slide

de tegenwoordige tijd
de verleden tijd
Ik
Hij
Wij
Het werkwoord: leren

Slide 18 - Slide

leer
de tegenwoordige tijd
de verleden tijd
Ik
Hij
Wij
Het werkwoord: leren
Voorbeeld: Ik leer de woorden voor de toets.

Slide 19 - Slide

leert
leer
de tegenwoordige tijd
de verleden tijd
Ik
Hij
Wij
Het werkwoord: leren
Voorbeeld: Hij leert de woorden voor de toets.

Slide 20 - Slide

leert
leer
leren
de tegenwoordige tijd
de verleden tijd
Ik
Hij
Wij
Het werkwoord: leren
Voorbeeld: Wij leren de woorden voor de toets.

Slide 21 - Slide

leert
leer
leren
de tegenwoordige tijd
de verleden tijd
Ik
Hij
Wij
Het werkwoord: leren
X 't kofschip

Slide 22 - Slide

leert
leer
leren
de tegenwoordige tijd
de verleden tijd
Ik
Hij
Wij
Het werkwoord: leren
X 't kofschip
'en' gaat weg.
ik zie 'r' 
ik schrijf de/ den 

Slide 23 - Slide

leert
leerde
leer
leerde
leren
de tegenwoordige tijd
de verleden tijd
Ik
Hij
Wij
Het werkwoord: leren
Voorbeeld: Ik/ hij leerde de woorden voor de toets.

Slide 24 - Slide

leert
leerde
leer
leerde
leren
leerden
de tegenwoordige tijd
de verleden tijd
Ik
Hij
Wij
Het werkwoord: leren
Voorbeeld: Wij leerden de woorden voor de toets.

Slide 25 - Slide

Mijn vader ... het spel.
A
leerde
B
leerden

Slide 26 - Quiz

De kleuter ... het spel.
A
leerde
B
leerden

Slide 27 - Quiz

De kleuters ... het spel.
A
leerde
B
leerden

Slide 28 - Quiz

Ik ... het spel.
A
leerde
B
leerden

Slide 29 - Quiz

Casper ... het spel.
A
leerde
B
leerden

Slide 30 - Quiz

Casper en ik ... het spel.
A
leerde
B
leerden

Slide 31 - Quiz

Wij ... het spel.
A
leerde
B
leerden

Slide 32 - Quiz

Slide 33 - Slide

de tegenwoordige tijd
de verleden tijd
Ik
Hij
Wij
Het werkwoord: tekenen

Slide 34 - Slide

teken
de tegenwoordige tijd
de verleden tijd
Ik
Hij
Wij
Het werkwoord: tekenen
Voorbeeld: Ik teken een roos.

Slide 35 - Slide

tekent
teken
de tegenwoordige tijd
de verleden tijd
Ik
Hij
Wij
Het werkwoord: tekenen
Voorbeeld: Hij tekent een roos.

Slide 36 - Slide

tekent
teken
tekenen
de tegenwoordige tijd
de verleden tijd
Ik
Hij
Wij
Het werkwoord: tekenen
Voorbeeld: Wij tekenen een roos.

Slide 37 - Slide

tekent
teken
tekenen
de tegenwoordige tijd
de verleden tijd
Ik
Hij
Wij
Het werkwoord: tekenen
X 't kofschip

Slide 38 - Slide

tekent
teken
tekenen
de tegenwoordige tijd
de verleden tijd
Ik
Hij
Wij
Het werkwoord: tekenen
X 't kofschip
'en' gaat weg.
ik zie 'n' 
ik schrijf de/ den 

Slide 39 - Slide

tekent
tekende
teken
tekende
tekenen
de tegenwoordige tijd
de verleden tijd
Ik
Hij
Wij
Het werkwoord: tekenen
Voorbeeld: Ik/ hij tekende een roos.

Slide 40 - Slide

tekent
tekende
teken
tekende
tekenen
tekenden
de tegenwoordige tijd
de verleden tijd
Hij
Wij
Het werkwoord: tekenen
Voorbeeld: Wij tekenden een roos.

Slide 41 - Slide

(tekenen) Ik .... nu een roos.
A
teken
B
tekende
C
tekent
D
tekenden

Slide 42 - Quiz

(tekenen) Ik .... gisteren een roos.
A
teken
B
tekende
C
tekent
D
tekenden

Slide 43 - Quiz

(leren) Mijn moeder .... gisteren Nederlands.
A
leer
B
leerde
C
leert
D
leerden

Slide 44 - Quiz

(leren) Mijn vader en moeder .... gisteren Nederlands.
A
leer
B
leerde
C
leert
D
leerden

Slide 45 - Quiz

(pakken) Wij .... gisteren het doosje.
A
pak
B
pakte
C
pakt
D
pakten

Slide 46 - Quiz

(pakken) Maria .... gisteren het doosje.
A
pak
B
pakte
C
pakt
D
pakten

Slide 47 - Quiz

Ik
Hij
Wij
Het werkwoord: leren
de tegenwoordige tijd
de verleden tijd
leer
leert
leren
leerde
leerde
leerden

Slide 48 - Drag question

Ik
Hij
Wij
Het werkwoord: tekenen
de tegenwoordige tijd
de verleden tijd
teken
tekent
tekenen
tekende
tekende
tekenden

Slide 49 - Drag question

Ik
Hij
Wij
Het werkwoord: pakken
de tegenwoordige tijd
de verleden tijd
pak
pakt
pakken
pakte
pakte
pakten

Slide 50 - Drag question

Slide 51 - Slide