les 12

les 12
1 / 29
next
Slide 1: Slide
FransBeroepsopleiding

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

les 12

Slide 1 - Slide

Programme
  • hoe is het?




Doel van vandaag:
  • nieuwe stof: Les adjectifs
  • aimer
  • les chiffres 100+

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Slide

weet je nog?
est-ce que?
il y a: er is / er zijn
il n'y a pas de

Slide 5 - Slide

Wat heb je nodig?
Les adjectifs (bijvoeglijke naamwoorden)


Slide 6 - Slide

Wat heb je nodig?
Les adjectifs (bijvoeglijke naamwoorden)


Slide 7 - Slide

Vul de juiste vorm in:
"J'aime la nourriture (sucré) _____________."

Slide 8 - Open question

Vul de juiste vorm in:
"Les filles sont (intelligent) _____________."

Slide 9 - Open question

Vul de juiste vorm in:
"J'ai une (bon) _____________ idée!"

Slide 10 - Open question

2. De plaats van het
bijvoeglijk naamwoord

Slide 11 - Slide

Wat heb je nodig?
Les adjectifs (bijvoeglijke naamwoorden)


Volgorde: Na het zelfstandig naamwoord.

Le chat gris mange.
C'est une maison fantastique.

Maar: bon mauvais nouveau grand gros petit vieux jeune joli haut long staan VOOR het zelfstandig naamwoord.

Slide 12 - Slide

(anglais) un autobus
A
un anglais autobus
B
un autobus anglais

Slide 13 - Quiz

Slide 14 - Slide

(belge) le chocolat
A
le belge chocolat
B
le chocolat belge

Slide 15 - Quiz

le chocolat belge

Slide 16 - Slide

(rouge) des fleurs
A
des rouge fleurs
B
des rouges fleurs
C
des fleurs rouge
D
des fleurs rouges

Slide 17 - Quiz

Maken tekstboek
3 A p. 31
3 B p. 31
3 C p. 31

Slide 18 - Slide

Weet je nog?
aimer
j'aime
tu aimes
il aime
nous aimons
vouz aimez
ils aiment

Slide 19 - Slide

maken tekstboek
opdracht 5 a 44
opdracht 5 A 45
opdracht 5 A 46

Slide 20 - Slide

maken tekstboek
opdracht 5 b p.32 (parler)

Slide 21 - Slide

Les nombres 100-1000

Dit lijkt moeilijk, maar is eigenlijk heel makkelijk
: Na 100 begin je gewoon opnieuw te tellen:
100 = cent
101 = cent un
112 = cent douze
119 = cent dix-neuf
143 = cent quarante-trois

200 = deux cents
1 = un
201 = deux cents un

900 = neuf cents
57 = cinquante-sept
957 = neuf cents cinquante-sept

1000 = mille
300= trois cents
400= quatre cents
500= cinq cents
600= six cents
700= sept cents
800= huit cents
900= neuf cents
1000= mille
2000= deux mille
3000= trois mille


Slide 22 - Slide

436
A
cent-quatre-trente-six
B
quatre-cents-trois-dix
C
quatre cents trente-six
D
quarante cents trente-dix

Slide 23 - Quiz

444
A
vingt-quatre-quatorze
B
quatre-cents-vingt-quatre
C
vingt-quatre cents quatre
D
quatre cents quarante-quatre

Slide 24 - Quiz

678
A
soixante cents soixante-huit
B
six cents soixante-dix-huit
C
six cent soixante-huit
D
soixante cents soixante-dix-huit

Slide 25 - Quiz

maken tekstboek
opdracht 6 b 47

Slide 26 - Slide

huiswerk
werkboek:
WB 1-5 p 29 -30
WB 6- 8  p 30-31
WB 9-11 p.31-32

Slide 27 - Slide

Bon travail!
¡Au revoir!

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide