bs7 Bescherming tegen ziekten en plagen

BS 7 Bescherming tegen ziekten en plagen






thema 7 Mens en milieu
1 / 15
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

BS 7 Bescherming tegen ziekten en plagen






thema 7 Mens en milieu

Slide 1 - Slide

Planning
Herhalingsvraag bs 3 Het broeikaseffect

Uitleg bs 7 Bescherming tegen ziekten en plagen

Afsluiting les. 

Slide 2 - Slide

Hieronder staan 2 beweringen over klimaatverandering:

1. Door hogere gemiddelde temperatuur zijn koude gebieden minder geschikt voor landbouw
2. Door langere droge perioden breiden woestijnen zich uit?

Welke beweringen is(zijn) juist?
A
de beweringen zijn beide onjuist
B
alleen bewering 1
C
alleen bewering 2
D
de beweringen zijn beide juist

Slide 3 - Quiz

thema 7 mens en milieu

Slide 4 - Slide

bs7 Beschermen tegen ziekten en plagen
Er is een sterke bevolkingstoename en om al deze mensen te kunnen voeden, zal de voedselproductie moeten verdubbelen.

Er zijn drie soorten landbouw:
  • akkerbouw (grote velden met aardappels, suikerbieten, graan)
  • veeteelt (weilanden en stallen met koeien, varkens, kippen, schapen, geiten)
  • tuinbouw (kassen en kleine velden met groenten en fruit)

Slide 5 - Slide

bs7 Beschermen tegen ziekten en plagen
In de landbouw worden voedingsgewassen beschermd tegen ziekten:
  1. chemische gewasbeschermingsmiddelen 
  2. biologische manier.

Slide 6 - Slide

bs7 Beschermen tegen ziekten en plagen
Chemische gewasbescherming zijn biociden.
Biociden: Middelen die levende organismen doden.

Voordelen
  1. Snel effect (ziekten en plagen kunnen goed bestreden worden).

Nadelen
  1. Veel biociden zijn niet selectief: ze doden veel soorten organismen, ook onschadelijke en nuttige soorten.
  2. Er treedt resistentie op.
  3. Er treedt accumulatie op.


Slide 7 - Slide

bs7 Beschermen tegen ziekten en plagen
Resistentie: Minder gevoelig of ongevoelig zijn voor gewasbeschermingsmiddelen.
Organismen die ongevoelig zijn voor een gewasbeschermingsmiddel
(of een bepaalde hoeveelheid) blijven in leven en planten zich voort.

Slide 8 - Slide

Wat is resistentie?
A
Het ongevoelig worden van een gewas voor een ziekteverwekker
B
het overgevoelig worden van een gewas voor een ziekteverwekker
C
Het overgevoelig worden van een ziekteverwekker voor bepaalde bestrijdingsmiddelen
D
Het ongevoelig worden van een ziekteverwekker voor bepaalde bestrijdingsmiddelen

Slide 9 - Quiz

bs7 Beschermen tegen ziekten en plagen
Accumulatie: In een voedselketen hopen de biociden zich op, doordat ze niet of zeer langzaam biologisch worden afgebroken. Vooral in dieren die aan het eind van een voedselketen staan hopen de gewasbeschermingsmiddelen zich op.

De bestrijdingsmiddelen worden langzaam afgebroken + opgeslagen in vetweefsel van dieren.
In een voedselketen:
- Bij elke schakel de biomassa af.  (verbranding)
- Gewasbeschermer neemt niet af.
- DUS: Verhouding gewasbeschermer wordt steeds groter -> Dodelijk


Slide 10 - Slide

In een bepaald gebied hadden aardappelplanten last van een plaag coloradokevers. De kevers werden besteden met een chemische gewasbeschermingsmiddel. Dit gewasbeschermingsmiddel kan niet door organismen worden afgebroken. Een bioloog vergeleek 100 gram biomassa van aardappelplanten, coloradokevers, insectenetende vogels en roofvogels. In welk van deze organismen zal zij de grootste hoeveelheid van dit gewasbeschermingsmiddel aantreffen?
A
in de aardappelplanten
B
in de coloradokever
C
in de insectenetende vogels
D
in de roofvogels

Slide 11 - Quiz

bs7 Beschermen tegen ziekten en plagen
Biologische gewasbescherming: gebruik van natuurlijke vijanden, door lokken met keuren of door vruchtwisseling.
Natuurlijke vijanden: Organismen die plagen bestrijden, bijvoorbeeld een dier dat een vijand is van een insect

Voordelen:  Vaak selectief + Er treedt geen resistentie op.
Nadelen:  Mogelijk iets minder snel effectief.


Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

De larven van de nonnetjes vlinder eten uitsluiten de naalden van bomen. Soms is de plaag zo groot dat de bomen kaal worden. De plaag kan worden bestreden met slijpwespen. De slijpwespen leggen eieren in de larven van nonnetjes, en eten de larven van binnenuit op.
Is dit een voorbeeld van biologische of van chemische gewasbescherming? Zal het aantal sluipwespen in de eerste weken afnemen of toenemen
A
biologisch en afnemen
B
biologisch en toenemen
C
chemisch en afnemen
D
chemisch en toenemen

Slide 14 - Quiz

Afsluiting / aan de slag
Besproken
  • Chemische gewasbescherming
  • Biologische gewasbescherming,
  • Resistentie
  • Accumulatie

Huiswerk: 39a, 39b, 39c, 40

Volgende les: Huiswerk bespreken + Kahoot

Slide 15 - Slide