Fictie: les 3 (tijd)

Welkom!

Ga rustig zitten, pak je leesboek en start met lezen!
timer
10:00
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom!

Ga rustig zitten, pak je leesboek en start met lezen!
timer
10:00

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Aan het eind van deze les...

  • ... je leert verschillende tijdsprongen herkennen in een verhaal.

Slide 2 - Slide

Tijd: vertelheden
Het ‘nu’ waarin een verhaal wordt verteld, noem je het vertelheden. 

In de meeste verhalen wordt het vertelheden echter niet in de juiste tijdsvolgorde (chronologisch) beschreven, maar vinden er tijdsprongen plaats.

Slide 3 - Slide

Tijdsprongen
Bij een tijdsprong vooruit wordt een deel van het verhaal niet verteld
1. Flash forward: ook wel vooruitwijzing genoemd.  Er wordt verwezen naar iets wat later gaat gebeuren.
2. Flashback: wanneer een personages terugkijkt in de tijd (terugblik). Dit kan uitgebreid zijn, maar ook in een paar regels gebeuren. 

LET OP: in beide gevallen wordt de chronologie van het verhaal onderbroken. 

Slide 4 - Slide

Tijdsprongen
  • Terugwijzing = personage denkt aan eerdere gebeurtenis
  • Vooruitwijzing = er wordt verwezen naar iets wat later gaat gebeuren




Slide 5 - Slide

Chronologisch & niet-chronologisch
Een verhaal noem je chronologisch als de gebeurtenissen in een verhaal worden verteld in de volgorde waarin ze ook hebben plaatsgevonden. 
Voorbeeld: Dagboek van Anne Frank

Een verhaal is niet-chronologisch als de schrijver midden in een verhaal begint. de lezer komt er pas langzaam achter wat er gebeurt is. 
Voorbeeld: boeken van Mel Wallis de Vries

Slide 6 - Slide

Chronologisch of niet?
Hoe wordt verteld? 
Volgorde: 
  • chronologisch 
  • niet-chronologisch 

Niet-chronologisch ontstaat door: 
  • flash forward (tijdsprong vooruit)
  • flashback ( tijdsprong achteruit)


Slide 7 - Slide

Terugwijzingen
  • Flashbacks
  • Je gaat terug in de tijd van het verhaal naar iets wat op een eerder moment gebeurde. 

Slide 8 - Slide

Tijdsprong
Een tijdsprong is het overslaan van een stuk tijd, bijvoorbeeld een paar weken of een jaar. 

Slide 9 - Slide

Voorbeeld: tijdsprong

Slide 10 - Slide

Zelf aan de slag
Je leest éérst de theorie van Cursus 3,  par. 2. Daarna maak je opdr. 1.


Ben je klaar?
1. Huiswerk ander vak afmaken.
2. Lezen in je leesboek.
3. Toets lezen

Slide 11 - Slide

Aan het werk
Optie A

Huiswerkopdracht
Optie B

Huiswerkopdracht 
Optie C

Lezen in je boek
(Af)maken:

Cursus 3 Fictie, §1 Setting en sfeer.
Opdracht 2 en 3
op blz. 63-65.
Maken: 

Cursus 3 Fictie §2 Perspectief. Opdracht 1 op blz. 66.
Lees verder in je boek! 



timer
15:00
Hieronder staan drie opties. Kies zelf met welke je wil beginnen. We werken zelfstandig en in stilte.

Slide 12 - Slide

Zelf aan de slag
Maak Cursus 5, par. 12, opdr. 1 t/m 6.

Ben je klaar?
1. Huiswerk ander vak afmaken.
2. Lezen in je leesboek.
3. Leren toets ander vak.

Slide 13 - Slide

Lesdoelen: behaald?
- Kun je het bijwoord herkennen en benoemen?

- Met welk woordsoort/welke woordsoorten wil je nog oefenen?

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Realistische of niet realistische fictie?

Slide 16 - Slide