Werkwoorden


Welke is het werkwoord?
Jeremy rende heel hard.
A
Jeremy
B
heel
C
rende
D
hard
1 / 36
next
Slide 1: Quiz
NederlandsBasisschoolGroep 4

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson


Welke is het werkwoord?
Jeremy rende heel hard.
A
Jeremy
B
heel
C
rende
D
hard

Slide 1 - Quiz


Welke is het werkwoord?
Myra leest mooi een boek
A
Myra
B
leest
C
een
D
boek

Slide 2 - Quiz


Welke is het werkwoord?
Renzo eet een groot bord patat.
A
Renzo
B
patat
C
groot
D
eet

Slide 3 - Quiz


Welke is het werkwoord?
Melis duikt in het diepe zwembad.
A
Melis
B
duikt
C
het
D
zwembad

Slide 4 - Quiz


Welke is het werkwoord?
Robin vindt appeltaart met slagroom erg lekker.
A
Robin
B
slagroom
C
vindt
D
lekker

Slide 5 - Quiz


Welke is het werkwoord?
Liam en zijn broertje spelen een leuk spel met mij.
A
Liam
B
zijn
C
broertje
D
spelen

Slide 6 - Quiz


Welke is het werkwoord?
Gisteren liepen Else en Juliette naar de speeltuin.
A
gisteren
B
liepen
C
naar
D
Else en Juliette

Slide 7 - Quiz


Welke is het werkwoord?
In het nieuwe huis van Daan verven ze de muren wit.
A
nieuwe
B
van
C
wit
D
verven

Slide 8 - Quiz


Welke is het werkwoord?
Tessa en Fanny spelen op de kinderboerderij.
A
en
B
spelen
C
op
D
kinderboerderij

Slide 9 - Quiz


Welke is het werkwoord?
Wim lacht om het grapje van juf Karen.
A
lacht
B
om
C
grapje
D
juf Karen

Slide 10 - Quiz


Welke is het werkwoord?
Kick en Boris voetballen altijd op maandag.
A
Kick en Boris
B
voetballen
C
op
D
altijd

Slide 11 - Quiz


Welke is het werkwoord?
De kinderen van groep 4a luisteren goed tijdens
de taalles van juf Melinda
A
kinderen
B
groep
C
luisteren
D
taalles

Slide 12 - Quiz

Rara wat hoor ik?

Slide 13 - Slide

Tijd voor een leerspelletje

Je gaat luisteren naar verschillende geluiden en dan kiezen wat het geluid is.
Als er woorden voorkomen die je nog niet kent, dan zoek je die op Google op, voordat je je keuze maakt.

Nu maar luisteren!

Slide 14 - Slide


Wat hoor je?
A
een vogel
B
deurbel
C
tikker
D
koffiemachine

Slide 15 - Quiz


Wat hoor je?
A
spuiten met een luchtverfrisser
B
een band leeg laten lopen
C
een band oppompen
D
een slijpmachine

Slide 16 - Quiz


Wat hoor je?
A
kraan
B
wekker
C
wc
D
koffiezetapparaat

Slide 17 - Quiz


Wat hoor je?
A
een krakende deur
B
de deurklink naar beneden duwen
C
gaatjes maken met een perforator
D
stoel verschuiven

Slide 18 - Quiz


Wat hoor je?
A
een doos openmaken
B
met krijt op het bord schrijven
C
met stoepkrijt op de grond tekenen
D
de nagels van een poes

Slide 19 - Quiz


Wat hoor je?
A
koffiezetapparaat
B
kopieerapparaat
C
voordeur
D
mixer

Slide 20 - Quiz


Wat hoor je?
A
flipperkast
B
kassa
C
tafelvoetbal
D
een naaimachine

Slide 21 - Quiz


Wat hoor je?
A
krassen tegen een deur
B
kat in de kattenbak
C
nagels vijlen
D
de hoeven van een paard

Slide 22 - Quiz


Wat hoor je?
A
voordeur
B
mixer
C
wekker
D
muis

Slide 23 - Quiz


Wat hoor je?
A
koffiezetapparaat
B
wekker
C
droger
D
deurbel

Slide 24 - Quiz


Wat hoor je?
A
wekker
B
kopieerapparaat
C
droger
D
mixer

Slide 25 - Quiz


Wat hoor je?
A
wekker
B
mixer
C
typen op de computer
D
voordeur

Slide 26 - Quiz


Wat hoor je?
A
wekker
B
schoolbel
C
koffiezetapparaat
D
droger

Slide 27 - Quiz


Wat hoor je?
A
schoolbel
B
wekker
C
mixer
D
telefoon

Slide 28 - Quiz


Wat hoor je?
A
wekker
B
bel
C
deur
D
la

Slide 29 - Quiz


Wat hoor je?
A
perforator
B
bel
C
nietmachine
D
vogel

Slide 30 - Quiz


Wat hoor je?
A
secondewijzer
B
bel
C
wekker
D
deur

Slide 31 - Quiz


Wat hoor je?
A
wekker
B
mixer
C
doger
D
wasmachine

Slide 32 - Quiz

tot volgende week!

Slide 33 - Slide

Als je wilt kun je hierna Bertje Big van groep 3 bekijken

Slide 34 - Slide


Wat vond je van de les?
A
B
C
D

Slide 35 - Quiz


Dat was het weer voor deze week.
Hieronder kun je schrijven als je een boodschap achter wilt laten.

Slide 36 - Open question