zinsdelen H2 1e les

Stil Lezen
timer
10:00
 boek lezen
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Stil Lezen
timer
10:00
 boek lezen

Slide 1 - Slide

woorden van de week
coalitie = samenwerking; verbond tussen (politieke) partijen
Na verkiezingen is het altijd een ingewikkelde puzzel om een coalitie te vormen.


bijval krijgen = goedkeuring krijgen
Het idee van mijn neefje om een familiedag te organiseren kreeg bijval van de meeste familieleden.


Slide 2 - Slide

woorden van de week
afbakenen = grenzen aangeven (letterlijk en figuurlijk!)
Als je het te druk hebt, is het belangrijk dat je je werkzaamheden afbakent en ook regelmatig rust probeert te nemen.
t.g.v. = ten gevolge van; ter gelegenheid van
We wilden t.g.v. de verjaardag van oma een feestje organiseren, maar oma ligt t.g.v. een val in het ziekenhuis.


Slide 3 - Slide

deze les
  1. Boekenpitch door Achmad en Reyan (2e les Marwan en Emy)

  2. Bespreken SO woordenschat H2

  3. Werken aan  module van deze week: grammatica, zinsdelen H2

Slide 4 - Slide

boekenpitch
Nu Achmad en Reyan
2e les Marwan en Emy

Wie morgen?

Slide 5 - Slide

lesdoelen
  1. je kan de persoonsvorm in de zin vinden

  2. je kan de zin in zinsdelen verdelen

  3. je kan het onderwerp van een zin vinden 

Slide 6 - Slide

1. pak je boek, zoek blz. 58, en maak in je schrift de startopdracht

2. we bespreken daarna samen de opdracht

Slide 7 - Slide

Onderwerp (zinsdeel)
Manier 1: onderstreep de persoonsvorm (pv), doe de zinsdeelproef, en stel de vraag: wie of wat + pv? 
Het antwoord op die vraag is het onderwerp (ow).

bijvoorbeeld: Jan / las / een heel dik boek.
Wie las?

Slide 8 - Slide

Onderwerp (zinsdeel)
Manier 2: onderstreep de pv, doe de zinsdeelproef, verander de persoonsvorm van getal (mv/ev). Het zinsdeel dat ook verandert, is het ow.

bijvoorbeeld: De jongen / won / de wedstijd.
wordt....De jongens wonnen de wedstrijd.

Slide 9 - Slide

onderwerp (zinsdeel)

Het onderwerp begint nooit met een voorzetsel, bijvoorbeeld aan, achter, bij, in, langs, met, naast, onder, voor enz.

Slide 10 - Slide

Onderwerp (schrijf in je schrift!)

Manier 1.

  1. Zoek de pv.
  2. Zet streepjes tussen de zinsdelen van de zin.
  3. Stel de vraag: wie/wat + persoosnvorm?
  4.  Het antwoord op die vraag is het onderwerp.

Manier 2.

1. Zoek de pv

2. Zet streepjes tussen de zinsdelen van de zin.

3. Verander de zin van getal: dus enkelvoud wordt meervoud of meervoud wordt enkelvoud.

4. Het zinsdeel dat met de persoonsvorm mee verandert, is het onderwerp.

Slide 11 - Slide

Wat zoek je als eerste op in een zin?
A
onderwerp
B
persoonsvorm
C
lijdend voorwerp
D
zinsdelen

Slide 12 - Quiz

Maak zinsdelen en sleep ze naar de juiste plek. 
Zinsdeel 1
Zinsdeel 2
Zinsdeel 3
Zinsdeel 4
Vrijdag
gaat
de
kat
naar
de
dierenarts

Slide 13 - Drag question

Wat is het onderwerp?
Ik geef een cadeau.
A
ik
B
geef
C
een cadeau
D
cadeau

Slide 14 - Quiz

Welk zinsdeel is het onderwerp (o)?

Mijn familie heeft in de sneeuw een fantastisch bos bezocht.

A
Mijn familie
B
heeft bezocht
C
in de sneeuw
D
een fantastisch bos

Slide 15 - Quiz

'Eindelijk krijgen we een toets Nederlands.'
Welk zinsdeel is het onderwerp?
A
Eindelijk
B
we
C
een toets Nederlands
D
*staat niet in deze zin

Slide 16 - Quiz

en nu....
Maak opdracht 1 (blz. 58) zelfstandig
- schrijf de zinnen over
- zoek de pv en onderstreep die
- zet streepje / tussen de zinsdelen
- zoek het onderwerp en zet er boven: ow


Slide 17 - Slide

2e les
  1. Boekenpitch Marwan en Emy

  2.  Samen nakijken opdracht 1

  3. Maken opdracht 2 tm 4 in je schrift (=huiswerk morgen) 

Slide 18 - Slide

Hoe vind je het onderwerp?

Slide 19 - Open question

Wat vind je nog moeilijk?

Slide 20 - Mind map