Lesson 14 - Past Simple Q/N

• Engels
• Middelbare school
• vmbo t, mavo
• Leerjaar 2

Lesson 14 - Q/N

Open a notebook .

Table of contents

• Lesson aims 


• Grammatica Past Simple Q/N
• Speaking assignment (20)

Belangrijke info:

- Friday the 10th of November -  Speaking assignment

Lesson aim

At the end of the lesson the student:

- can make questions and negations in the past simple.

- has worked on their speaking assignment.

Welke regels kennen we voor het vervoegen in de Past Simple? (5)

They ___ (visit) their grandparents during the summer vacation.

1. visits
2. visit
3. visiting
4. visited

We ___ (play) basketball last weekend.

1. playing
2. played
3. play
4. playes

She ___ (go) to the store yesterday.

1. goed
2. went
3. gone
4. going

De past simple:

Wanneer te gebruiken:

Dingen die in het verleden zijn afgerond (klaar)

|--------|-------|

vaak zie je dan ook signaalwoorden:

yesterday, last week, a minute ago, this morning

Hoe maak je hem?

1. werkwoord + ed (standaard)
2. live --> +d (eindigt al op e)
3. carry --> +ied (eindigt op -y
4. step --> +ped (klinker/medeklinker)
   

Negations (negatieve zinnen)

Did + not = hele werkwoord

I ate a banana.

I did not eat a banana

I didn't eat a banana.

Het werkwoord veranderd dus niet!

Vragende zinnen

Did + hele werkwoord

I ate a banana.

Did I eat a banana?

Did komt dus vooraan te staan.

Uitzondering: to be (was/were)

Onregelmatig

Irregular verbs zijn werkwoorden die niet de vervoegingen krijgen van de vorige slide.

Voorbeeld: to run wordt niet runned, maar ran.     to eat --> ate

Deze moeten we dus uit ons hoofd leren. (een selectie ervan)

Spreekopdracht

2 minuten spreken

Individueel

"When I was ...... years old......"

vervolgens kun je over van alles vertellen.

Denk bijvoorbeeld aan:

• A vacation you had
  
• A book you read
  
• A movie you've seen
  
• A sports game you participated in
  
• Something that happend to you.
  

Het gaat dus over dingen die gebeurt zijn.......

Ik ga kijken naar de volgende zaken:

• Grammatica
  
• Woordenschat (unit 1/2)
  
• Uitspraak
  
• Vloeiendheid
  

Maar waarom?

How to get started

1. Start with making a word web about topics.
   
2. Write a short script and then condens it down.
   
3. Time yourself.
   
4. Practice makes perfect.
   

Lesson aim

At the end of the lesson the student:

- can make questions and negations in the past simple.

- has worked on their speaking assignment.