Trema en koppelteken

Nederlands
Trema en koppelteken 
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Nederlands
Trema en koppelteken 

Slide 1 - Slide

Galgje

Slide 2 - Slide

Lesdoel
Je kunt een koppelteken op de goede manier, gebruiken in een samenstelling.

Je kunt woorden met een trema 
goed schrijven. 

Slide 3 - Slide

Koppelteken of Trema
In sommige woorden schrijf je een trema of koppelteken, om te voorkomen dat je een woord verkeerd uitspreekt. 

stageuren - stage-uren of reunie - reünie

Slide 4 - Slide

Koppelteken -
1. Als de samenstelling verkeerd uitgesproken zou worden: radio-omroep, montage-instructie
  
2. In aardrijkskundige aanduidingen: Zuid- Afrika, Noord-Brabantse

3. Na een cijfer, afkorting of symbool: 3-jarig, ABC-eilanden, $-teken

Slide 5 - Slide

Trema
- Een trema maakt duidelijk dat het om twee klinkers gaat en niet om één klank. Drieëntwintig, reünie, coördinator.

- Veel woorden die eindigen op -ee, krijgen in het meervoud soms -ën bij. Twee - tweeën. Het trema geeft aan dat een nieuwe klankgroep begint. slee - sleeën, zee - zeeën. 

Slide 6 - Slide

Hoe gebruik je een trema?
Meervoud van woorden die eindigen op -ie 


Als er in één woord twee of drie klinkers achter elkaar staan, die je niet als één klank mag lezen, dan zet je op de tweede klinker vaak een trema 



met klemtoon: knie - knieën, kopie - kopieën 
zonder klemtoon: porie - poriën, bacterie - bacteriën
poëzie - naïef - ruïne - reünie 

Slide 7 - Slide

Schrijf correct op:
beinvloeden

Slide 8 - Open question

Schrijf correct op:
tweeenzestig

Slide 9 - Open question

Schrijf correct op:
21 jarige

Slide 10 - Open question

Schrijf correct op:
kopieren

Slide 11 - Open question

Schrijf correct op:
mee + eten

Slide 12 - Open question

Schrijf correct op:

Noord Brabant

Slide 13 - Open question

Maak de opdracht koppelteken & trema 

Sluit je LessonUp nog niet af! 
Er komen nog twee vragen. 

Slide 14 - Slide

Noem min. één ding dat je hebt geleerd deze les.

Slide 15 - Open question

Waar heb je nog een vraag over? Of waar wil je meer uitleg over?

Slide 16 - Open question