What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Spaans presentarse y repaso
1 / 18
next
Slide 1:
Slide
Spaans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
This lesson contains
18 slides
, with
text slides
.
Lesson duration is:
100 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
¿Qué vamos a hacer?
¿Quién soy yo?
¿Quiénes sois?
Repasar
LessonUp code d2a:
pjsoc
Slide 2 - Slide
¿Quién soy yo?
Mi nombre es Doña Laura Musters.
Tengo veinticinco años.
No vivo en Helmond, vivo en Tilburgo.
Tengo una hermana, se llama Linda.
No tengo animales.
Slide 3 - Slide
¿Más preguntas?
Slide 4 - Slide
¿Quiénes sois?
nombre
Mi nombre es
Me llamo
Yo soy
edad
Tengo ... años
residencia
Vivo en ...
familia
(no) tengo ... hermanos
mascotas
Tengo un ...
Slide 5 - Slide
(no) me gusta
Slide 6 - Slide
¡Vamos a repasar!
We gaan de basis van leerjaar 2 kort herhalen.
De geleerde lesstof van vorig jaar zal je weer nodig hebben voor dit nieuwe schooljaar.
Weet je het nog?
Slide 7 - Slide
Hoe zat het ook alweer?
De werkwoorden
Wat zijn de Spaanse persoonlijk voornaamwoorden (ik, jij, hij…)
Op welke drie vormen eindigen de Spaanse werkwoorden?
Hoe zien de uitgangen van deze werkwoorden eruit?
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Stappenplan
1. Bepaal welke vorm je wilt maken.
Bijvoorbeeld: Ik praat.
2. Je haalt –AR, -ER of –IR van het hele werkwoord af.
Je houdt dan de STAM over.
Bijvoorbeeld Hablar: - AR er vanaf = HABL (dit is de stam).
3. Z
oek uit wie het onderwerp is.
Bijvoorbeeld: het onderwerp is IK
4. Kijk in het schema welke ‘uitgang’ bij dat onderwerp hoort
.
Bijvoorbeeld: ik = yo, dus de uitgang wordt O
5. Tot slot plak je de uitgang achter de stam.
Bijvoorbeeld: HABL + O.
6. Conclusie
Ik praat = HABLO.
(Aan de uitgang –O kan je dus zien dat het over de ik-persoon gaat.)
Slide 10 - Slide
Verbos regulares
El avión (
llegar
) ............... a Madrid a las cinco menos cuarto.
(
Limpiar, nosotros
) ............... la casa, porque mañana viene mamá.
¿Ustedes (
vender
) ............... libros?
El curso de verano (
consistir
) ............... en cursos de lengua y cultura.
¿Por qué me (
interrumpir, tú
) ............... siempre?
Los holandeses, ¿(
comer
) ............... patatas todos los días?
¿(
Comprender, vosotros
) ............... lo que quiero decir?
Para la tortilla española (
necesitar, nosotros
) ............... huevos, patatas y cebollas.
No (
tomar, yo
) ............... nunca café.
¿Ustedes me (
permitir
) ............... salir.
Slide 11 - Slide
Verbos regulares
El avión (llegar)
llega
a Madrid a las cinco menos cuarto.
(Limpiar, nosotros)
limpiamos
la casa, porque mañana viene mamá.
¿Ustedes (vender)
venden
libros?
El curso de verano (consistir)
consiste
en cursos de lengua y cultura.
¿Por qué me (interrumpir, tú)
interrumpes
siempre?
Los holandeses, ¿(comer)
comen
patatas todos los días?
¿(Comprender, vosotros)
Comprendéis
lo que quiero decir?
Para la tortilla española (necesitar, nosotros)
necesitamos
huevos, patatas y cebollas.
No (tomar, yo)
tomo
nunca café.
¿Ustedes me (permitir)
permiten
salir.
Slide 12 - Slide
persoonlijk voornaamwoorden
Twijfel je of je het juiste persoonlijk voornaamwoord gebruikt?
TIP:
Naam + yo =
nosotros/as
Naam + tú =
vosotros/as
Naam + naam =
ellos/ellas/ustedes
Slide 13 - Slide
Verbos irregulares
SER
ZIJN
HACER
DOEN/MAKEN
IR
GAAN
TENER
HEBBEN
Slide 14 - Slide
SER
TENER
IR
HACER
soy
tengo
voy
ha
g
o
eres
tienes
vas
haces
es
tiene
va
hace
somos
tenemos
vamos
hacemos
sois
tenéis
vais
hacéis
son
tienen
van
hacen
Slide 15 - Slide
Verbos irregulares
Los bolsos……………………………………………………….….(ser) rojos.
Mariano ………………………………………….(tener) dos hermanas.
……………………………………………………………………..(ir, ik) a la iglesia.
Mi hermano y su novio…………………..…………………….(ir) a Barcelona.
………………………………………………..……………(tener, jullie) tres perros.
¿………………………………………………………..………….(tener, jij) mi boli?
El profesor…………………………………………..……………..(ser) muy alto.
Mi amigo y yo……………………………………..…………………..(ir) a la playa.
………………………………………………….……….……………..(ser, wij) amigos.
¿…………………………………………………..(ser, jij) una amiga de Teresa?
Carolina y Mari………………………………………(tener) una casa grande.
Slide 16 - Slide
Verbos irregulares
Los bolsos
son
rojos.
Mariano
tiene
dos hermanas.
Voy
a la iglesia.
Mi hermano y su novio
van
a Barcelona.
Tenéis
tres perros.
Tienes
mi boli?
El profesor
es
muy alto.
Mi amigo y yo
vamos
a la playa.
Somos
amigos.
Eres
una amiga de Teresa?
Carolina y Mari
tienen
una casa grande.
Slide 17 - Slide
Los deberes
Laten we er allemaal een top jaar van maken bij Spaans!
Belangrijk is dat we belangrijke onderdelen van vorig jaar
herhalen
. Zorg dat je de onderdelen uit deze les thuis oefent.
Je hoeft deze week nog geen huiswerk te maken!
(werkwoorden vervoegen + belangrijke onregelmatige werkwoorden)
Slide 18 - Slide
More lessons like this
Spaans repaso verbos (31-08-2020)
July 2020
- Lesson with
12 slides
Spaans
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
ser, tener, llevar - conjugar
February 2023
- Lesson with
14 slides
Spaans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
ser, tener, llevar - conjugar
May 2024
- Lesson with
17 slides
Spaans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Jaar 1 H4 8 maart 2021
February 2022
- Lesson with
16 slides
Spaans
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Herhaling werkwoorden
September 2022
- Lesson with
30 slides
Spaans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Verbos (Ir)regulares (eindtoets grammatica)
April 2022
- Lesson with
18 slides
Spaans
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 2
22-01-28-vrijdag-la casa-herh ser - tener
January 2022
- Lesson with
15 slides
Spaans
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Extra oefening: herhaling werkwoorden
April 2021
- Lesson with
25 slides
Spaans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1