3B H3 voorbereiding toets 2 (13-12)

H3 Geld over en te kort
Ik heb klaar liggen: 
  • rekenmachine,
  • pen,
  • papier.
1 / 30
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3,5

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

H3 Geld over en te kort
Ik heb klaar liggen: 
  • rekenmachine,
  • pen,
  • papier.

Slide 1 - Slide

Vandaag

Oefenvragen toets

Slide 2 - Slide

Doel: 
  • Je weet wat je moet weten voor de toets.
  • Je weet aan welk onderdeel je nog aandacht moet besteden voor de toets.
  • Al je vragen zijn beantwoord.

Slide 3 - Slide

Rekenvaardigheden
Ik let er op dat ik:
  • Een berekening geef
  • De eenheid erbij zet: €
  • Een komma zet ipv een punt
  • 2 cijfers achter de komma zet

Slide 4 - Slide

1) Waarom sparen?

Slide 5 - Slide

Als je een negatief saldo hebt, dan heb je een ___ op je rekening.
A
Tekort
B
Tegoed

Slide 6 - Quiz

Als je bij de bank spaart krijg je rente. Wat is rente?
A
Salaris als je bij de bank werkt
B
Een beloning van de bank
C
Een schuld die je aan de bank hebt
D
Een schuld die de bank heeft

Slide 7 - Quiz


Rente op spaargeld is hoger dan de rente die je betaalt over geleend geld.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 8 - Quiz

Een spaardeposito is
A
Manier van sparen waarbij je geld thuis bewaart.
B
Sparen voor een korte periode.
C
Spaargeld dat voor een langere tijd vastgezet wordt.
D
Sparen voor een specifiek doel.

Slide 9 - Quiz

Er staat €600 euro op je spaarrekening en je ontvangt 1,5% rente.
Hoeveel rente is dit voor 3 maanden?
A
€2,25
B
€3
C
€9
D
€27

Slide 10 - Quiz

Als ik spaar voor een nieuwe laptop, dan spaar ik ...
A
voor een doel
B
uit voorzorg
C
voor de rente

Slide 11 - Quiz

2) Kopen op krediet

Slide 12 - Slide

Een maandelijks termijn bestaat uit:
A
Aflossing en lenen
B
Sparen en rente
C
Aflossing
D
Rente en aflossing

Slide 13 - Quiz

Robin stort geld op zijn spaarrekening. Zijn spaarrekening heeft nu een saldo van € 1000.
Hoe verschuift de koopkracht?
A
Er verschuift koopkracht naar de toekomst.
B
Er verschuift koopkracht naar het verleden.
C
Er verschuift toekomstige koopkracht naar het heden.

Slide 14 - Quiz

Lisa leent € 10.000. Ze betaalt daarna 24 maanden lang € 450 per maand om de lening af te lossen.
Bereken hoeveel rente ze in totaal over deze lening betaalt. Laat je berekening zien.

Slide 15 - Open question

3) Het budgetplan

Slide 16 - Slide

Onder welk budget valt de aanschaf van een computer?
A
Dagelijkse uitgaven
B
Incidentele uitgaven
C
Vaste lasten

Slide 17 - Quiz

4) Rondkomen

Slide 18 - Slide

Je leent € 3.000. De kosten van de lening zijn € 360.
Bereken het aantal maandtermijnen waarin je de lening aflost.

A
12 maanden
B
24 maanden
C
36 maanden
D
0 maanden

Slide 19 - Quiz

Telefoonabonnement €26,- per maand = ..... per week
A
€ 5,50
B
€ 6,-
C
€ 6,50
D
€7,-

Slide 20 - Quiz

Hoe reken je € 90,- per kwartaal
om naar maand?
A
90 : 3
B
90 x 3 : 12
C
90 : 4
D
90 x 4 : 12

Slide 21 - Quiz

5) Reserveren

Slide 22 - Slide

Budgetteren is zorgen dat je uitgaven niet hoger worden dan je inkomsten.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quiz

Reken de reservering uit:
Over 30 maanden schaf ik een auto aan van € 6000. Ik heb al € 1500 gespaard.
Maandelijks reserveer ik dan ...
A
€100
B
€125
C
€150
D
€250

Slide 24 - Quiz

Doel behaald? 
  • Je weet wat je moet weten voor de toets.
  • Je weet aan welk onderdeel je nog aandacht moet besteden voor de toets.
  • Al je vragen zijn beantwoord.

Slide 25 - Slide

Aan de slag
(Afronden paragrafen)
Flitskaarten
Test jezelf
Diagnostische toets
Versterk jezelf*


Slide 26 - Slide

Versterk jezelf

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide


BK
Toets Hoofdstuk 3

Op




Huiswerk 13 december

Slide 29 - Slide

Nabespreking
Hoe is het gegaan?
Wat ging goed?
Wat vond je moeilijk?
Welke vragen heb je nog?

Slide 30 - Slide