voornaamwoorden en formulier herhaling

Wat gaan we deze les doen?
Herhalen van:
  • Persoonlijk voornaamwoord (ik, jij, u, hij, zij, wij, jullie, zij)
  • Bezittelijk voornaamwoord (mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons/onze, jullie, hun)
  • De werkwoorden "hebben" en "zijn" 
  • Formulier invullen

1 / 26
next
Slide 1: Slide
NT2MBOStudiejaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Wat gaan we deze les doen?
Herhalen van:
  • Persoonlijk voornaamwoord (ik, jij, u, hij, zij, wij, jullie, zij)
  • Bezittelijk voornaamwoord (mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons/onze, jullie, hun)
  • De werkwoorden "hebben" en "zijn" 
  • Formulier invullen

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

persoonlijk
voornaamwoord

Slide 3 - Mind map

Bekijk de volgende slide goed.
Klik daar op de rode spraakballontjes. 
Dan zie je welk persoonlijk voornaamwoord wordt uitgebeeld.
Heel goed dit is het rode spraakballonnetje.

Slide 4 - Slide

ik
je/ jij
hij
Ze/ zij
we/ wij
jullie
Ze/ zij 
u

Slide 5 - Slide

Kies uit: ik, jij, hij, zij, u, wij, jullie, zij.
.... gaat morgen naar de tandarts. (Joëlle)
.... heeft vandaag een feestje. (de jongen)
Hebben ..... morgen les? (Sjoerd en ik)
Waarom gaan ..... niet naar zwemmen? (Dit zegt de docent tegen de leerlingen.)
Mohammed en Yelda zitten in klas 2A, ..... hebben morgen een toets.

Slide 6 - Slide

Bezittelijk
voornaamwoord

Slide 7 - Mind map

mijn
je/ jouw
zijn
haar
ons / onze 
jullie
hun
uw

Slide 8 - Slide

Ons / onze?
Ons => het
Het huis => ons huis
Onze => de
De stoel => onze stoel
Meervoud is altijd de
Het bureau => de bureaus => onze bureaus
Uitleg

Slide 9 - Slide

Het zijn ....... paspoorten
A
ons
B
onze

Slide 10 - Quiz

Het zijn ........ fietsen
A
ons
B
onze

Slide 11 - Quiz

Het is ........ huis
A
ons
B
onze

Slide 12 - Quiz

Het is .......formulier
A
ons
B
onze

Slide 13 - Quiz

Werkwoord 'hebben':
Maak het rijtje af.
Laat het rijtje nakijken.
Ik heb
jij ....
hij ....
zij ....
u ....
wij ....
jullie .....
zij .....

Slide 14 - Slide

ik
je/ jij
u
hij / zij / ze
We / wij/  jullie/ ze / zij
heb
hebt
hebt/ heeft
heeft
hebben

Slide 15 - Drag question

Werkwoord 'zijn'
Ik ben
Jij ....
hij ....
zij ....
u ....
wij ....
jullie ....
zij ....


Slide 16 - Slide

ik
je/ jij
u
hij / zij / ze
We / wij/  jullie/ ze / zij
ben
bent
bent
is
zijn

Slide 17 - Drag question

Het formulier

Slide 18 - Slide

beroepsmatig
Voor het werk

Slide 19 - Slide

De organisatie
het bedrijf (bijvoorbeeld: de Action, de Jumbo, Apple etc.)

Slide 20 - Slide

Het onderwerp
Waar gaat het over? 
Klacht, afspraak, vraag

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Postcode

Slide 24 - Slide

Vul in
  • Neem het formulier over in je schrift. Schrijf in je schrift.
  • Vul de antwoorden in.
  • Laat het nakijken.

Slide 25 - Slide

Het formulier
  • Vul het formulier in. 
  • Je wordt 18 jaar.
  • Je wil weten of je nog steeds je opleiding vergoed krijgt. (of je school gratis is, betaalt door de overheid)
  • Het onderwerp is dus vergoeden opleiding.
  • Je referentienummer is 293608.

  • Schrijf het in je schrift en laat nakijken.

Slide 26 - Slide