4hv - Les1 P4 - Starke verben

4h
Les 1 P4
Deutsch!
Gutentag
1 / 43
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

4h
Les 1 P4
Deutsch!
Gutentag

Slide 1 - Slide

Studienführer
Voorbereiding voor les 1:
maken: Grammatik 6 (1 t/m 3)




Verwerkingsopdrachten na les
maken:  Grammatik 6 (4 t/m 8)

Slide 2 - Slide

Unterrichtsziele
- Konjugation der starken Verben

- D-Prüfung !!!

Slide 3 - Slide

Periode 4

Lesen > ende Mai
Toetsweek: Hören

Portfolio (Grammatik)
Portfolio (Vokabeln + Erz:ahlungen)



-

Slide 4 - Slide

A: Starke Verben

Slide 5 - Slide

Vertaal: "Sie lud ihn ein."

Slide 6 - Open question

Lesdoel
Aan het eind van de les weet je :

- wat sterke werkwoorden zijn
- welke veranderingen er optreden bij een sterk werkwoord
- kan je deze toepassen m.b.v. een lijst
- een aantal veelvoorkomende ww moet je kennen!

Slide 7 - Slide

STERKE WERKWOORDEN

Slide 8 - Slide

Wat is een sterk werkwoord?

Slide 9 - Mind map

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

STERKE WERKWOORDEN
voltooide tijd

Slide 12 - Slide

Wat hebben we nodig?

- een hulpwerkwoord:
> haben
> sein
- een voltooid deelwoord

Slide 13 - Slide

Hoe ziet dat er in een zin uit?


Ich ......... Herr Karstenberg heute nicht ................ .
Ich habe Herr Karstenberg heute nicht gesehen.

Ich .....  in die Türkei ........... .
Ich bin in die Türkei gefahren.

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Wat is de juiste vertaling van "jij bent"?
A
du hast
B
du ist
C
du isst
D
du bist

Slide 17 - Quiz

Wat is de juiste vertaling van "wij zijn"?
A
wir sein
B
wir sind
C
wir seid
D
wir waren

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Slide

Wat is de juiste hij-vorm in Perfekt van het werkwoord 'bringen'?
A
er hat gebringen
B
er hat gebracht

Slide 20 - Quiz

Wat is de juiste jullie-vorm in Perfekt van het werkwoord 'gehen'?
A
ihr seid gegehen
B
ihr sind gegehen
C
ihr habt gegangen
D
ihr seid gegangen

Slide 21 - Quiz

sterke werkwoorden in de tegenwoordige tijd

fahren  - laufen - lassen  - geben  - nehmen - schlafen

Slide 22 - Slide

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
fahre
fährst
fahren
fährt
fahrt
fahren

Slide 23 - Drag question

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

er (schlafen)
A
schlaft
B
schlift
C
schläft
D
schläfest

Slide 26 - Quiz

Wast hij zich?
... er sich?
A
Wascht
B
Wäscht

Slide 27 - Quiz

Lopen jullie vaak hard?
... ihr oft?
A
Läuft
B
Laufen
C
Lauft
D
Läufen

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Van welk hele werkwoord komt de vorm 'sieht'?

Slide 31 - Open question

Van welk hele werkwoord komt de vorm 'nimmt'?

Slide 32 - Open question

Van welke hele werkwoord komt de vorm 'gibt'?

Slide 33 - Open question

Slide 34 - Slide

du (helfen)
A
helfst
B
hilfst
C
hilft
D
helfest

Slide 35 - Quiz

du (gehen)
A
gihst
B
giehst
C
gehst
D
gehest

Slide 36 - Quiz

zij geeft - sie (geben)
A
gebt
B
gibst
C
gibt
D
giebst

Slide 37 - Quiz

samengevat

Sterk ww- hoor je door klankverandering

korte klank -e- in het sterke ww -> -i

lange klank -ee- in het sterke ww -> -ie

bij: du , er/sie/es


Sterke ww met -a in de stam wordt

bij: du, er/ sie/es

Slide 38 - Slide

Grammatica-leerdoel C: 
sterke werkwoorden in het Duits


Jullie kunnen aan de slag met de module in Learnbeat!
Kapitel 3


Slide 39 - Slide

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Slide

Slide 42 - Slide

Slide 43 - Slide