Frederik schreef over het koningschap(1752):
Aan iedereen vrijheid van geweten laten, steeds Koning zijn en niet de Priester spelen, dat is het zekere middel om zijn Staat te vrijwaren voor de stormen die de dogmatische (vastomlijnde) geest van de theologen altijd zoekt te verwekken. De godsdienstoorlogen in het buitenland zijn het toppunt van onrechtvaardigheid en onzin.