TZ Comm&Beg H3.2 Begeleiden van de individuele zorgvrager

TZ Communicatie & Begeleiden
3.2 Begeleiden van de individuele zorgvrager
1 / 52
next
Slide 1: Slide
VerzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 52 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

TZ Communicatie & Begeleiden
3.2 Begeleiden van de individuele zorgvrager

Slide 1 - Slide

Wie is de zorgvrager?
Ieder mens is uniek en daar houd je rekening mee:
Bv gedrag, levensfase, culturele afkomst en opvattingen over levensbeschouwing

Slide 2 - Slide

Indelen zorgvragers
Bv
naar hun levensfase;

naar hun ziektebeeld of beperking;
naar hun opvattingen over levensbeschouwing;
naar het (probleem)gedrag dat ze vertonen.


Slide 3 - Slide

Begeleiden van het individu
Als verzorgende stem je je begeleiding af op het individu, op de afzonderlijke mens, los van alle (sociale) groepen waarvan hij deel uitmaakt.

Slide 4 - Slide

Persoonlijkheid
Welke begeleiding bij de zorgvrager past, is afhankelijk van zijn individualiteit en eigenheid. De persoonlijkheid van de zorgvrager heeft daar een grote invloed op. De term persoonlijkheid kun je zien als de eigenschappen van iemand op het gebied van voelen, denken en doen, waarmee hij zich onderscheidt van anderen.

Slide 5 - Slide

Persoonlijkheid
stabiel – instabiel;

extravert – introvert;
openstaan – gesloten;
zorgvuldig – laks;
vriendelijk – onvriendelijk.



Slide 6 - Slide

Gedrag
Gedrag is alles wat mensen doen en wat andere mensen kunnen waarnemen. Iedereen vertoont altijd gedrag, ook jij als verzorgende.
bewust - onbewust
Gedrag kan een innerlijke en een uiterlijke oorzaak hebben.

Slide 7 - Slide

Innerlijke oorzaken van gedrag


lichamelijke invloeden: lichamelijke mogelijkheden en beperkingen, 
lichamelijke behoeften zoals slaap en honger;

geestelijke invloeden: gevoelens en gedachten, intelligentie en verstandelijke mogelijkheden;
sociale behoeften: de behoefte om al dan niet bij een groep te horen, de eigen waarden en normen.

Slide 8 - Slide

Uiterlijke oorzaken van gedrag
fysische omgeving: de natuur, het klimaat, de temperatuur, gebouwen;

sociale omgeving: met wie ga je om, hoe word je door anderen beïnvloed?

Slide 9 - Slide

Gedrag
In de praktijk is er geen harde scheidslijn tussen innerlijke en uiterlijke oorzaken van gedrag. Een uiterlijke oorzaak kan een reactie vanuit het innerlijke veroorzaken; bijvoorbeeld een nare opmerking van een ander (uiterlijk), maakt dat je verdrietig bent (innerlijk) waardoor je gaat huilen (gedrag).

Slide 10 - Slide

Gedrag
zelfde gedrag - andere oorzaak
ander gedrag - zelfde oorzaak

Om het gedrag van een zorgvrager goed te kunnen begrijpen, is het belangrijk dat je als verzorgende de zorgvrager en zijn gedragingen leert kennen. Dat is een kwestie van observeren, je inleven in de zorgvrager en ervaring opdoen. 

Slide 11 - Slide

Gedrag
Gedrag wat je niet begrijpt wordt vaak als probleemgedrag gezien.

Net zoals het gedrag van de zorgvrager jou beïnvloedt, heeft jouw gedrag invloed op de zorgvrager. Dit kan een positieve of een negatieve uitwerking hebben.

Slide 12 - Slide

Rekening houden met de levensfase van de zorgvrager

.
Bij iedere levensfase hoort een andere mate van sociale, emotionele en persoonlijkheidsontwikkeling.
--> andere cmmunicatie

Slide 13 - Slide

Begeleiden van
Kinderen
pubers 12-17
adolescenten 17-22
jongvolwassenen 22-40
middenvolwassenen 40-55
oudere volwassenen 55-67
actieve ouderdom 67- 80/85
intensieve ouderdom 80/85 en ouder

Slide 14 - Slide

Diversiteit
Diversiteit staat voor de grote verscheidenheid aan zorgvragers op het gebied van afkomst, leeftijd, identiteit, nationaliteit, seksuele geaardheid, religie, taalgebruik, gewoonten, waarden en normen, enzovoort. 

Slide 15 - Slide

Culturele diversiteit
Macht of gelijkheid
Man-vrouwrelaties
Individu of groep
Eer en schande
Betekenis en manier van communiceren (inhoud of vorm)
Rituelen rond geboorten, ziekte en sterven

Slide 16 - Slide

Diversiteit in levensbeschouwing
Levensbeschouwing is de visie van een mens op het leven, over de betekenis en waarde van het leven en hoe het geleefd moet worden. 
religieuze levensbeschouwing 
seculiere levensbeschouwing 

Slide 17 - Slide

Diversiteit in seksuele en genderidentiteit
lesbisch – vrouwen die zich seksueel aangetrokken voelen tot vrouwen;
homoseksueel – mannen die zich seksueel aangetrokken voelen tot mannen;
biseksueel – mensen die zich seksueel aangetrokken voelen tot mannen en vrouwen;
transgender – mensen bij wie het geslacht niet overeenkomt met hun genderidentiteit;
intersekse conditie – aangeboren conditie waarbij het lichaam afwijkt van wat medici als mannelijk of vrouwelijk beschouwen;
queer – mensen die hun seksuele voorkeur liever niet in een hokje plaatsen en zich dus niet willen identificeren als lesbisch, hetero, biseksueel of panseksueel;
aseksueel – mensen die zich niet seksueel aangetrokken voelen tot anderen;
panseksueel – mensen die zich aangetrokken voelen tot alle genderidentiteiten en biologische geslachten, maar die vallen op het karakter of de persoonlijkheid van de ander..

Slide 18 - Slide

gezondheid en beperking
WHO: 
Ziekte is een afwijkende toestand van het menselijk organisme met vermindering van autonomie (zelfstandigheid) die zich uit in stoornissen, beperkingen en handicaps.

Slide 19 - Slide

gezondheid en beperking
gezondheid betrekking heeft op lichamelijke, geestelijke en maatschappelijke zaken;

gezondheid een subjectief begrip is; bij geestelijke zaken gaat het over hoe je je voelt, gevoelens zijn persoonlijk en niet goed objectief te meten;
ziekte geen normale toestand is;
ziekte samengaat met verlies aan zelfstandigheid;
verlies aan zelfstandigheid voortkomt uit het hebben van stoornissen of beperkingen.



Slide 20 - Slide

lichamelijke beperking of stoornis
Bij het begeleiden van zorgvragers met een lichamelijke beperking is het belangrijk dat je je verdiept in de aard van de beperking, hoe en wanneer deze in het leven van de zorgvrager ontstaan is en wat de gevolgen van de aandoening zijn op alle begeleidingsgebieden.

Slide 21 - Slide

verstandelijke beperking
- zelfstandigheid
- ervaren de wereld met hun lichaam
Zorg voor structuur, duidelijkheid en voorspelbaarheid.
Communicatie aanpassen
LVB: beseffen vaak dat ze anders zijn en anders behandeld worden. Dit kan voor faalangst, een negatief zelfbeeld en verdriet zorgen.

Slide 22 - Slide

psychiatrische aandoening
- gelijkmatig of in fases (stabiel/instabiel)

Zorgvragers met een psychiatrische aandoening hebben vaak een negatief zelfbeeld.

Slide 23 - Slide

zorgvragers met dementie
stabiel of progressief?
angstig en veiligheid nodig, of geen inzicht en gevaarlijk? 

Zorgvragers met beginnende dementie kun je begeleiden met de methodiek Realiteit Oriëntatie Therapie (ROT) die het proces van dementeren vertraagt. Met begeleiding volgens de ROT-methodiek probeer je de zelfstandigheid, het zelfvertrouwen en welbevinden van de zorgvrager te vergroten en angst, verwarring en sociale achteruitgang te voorkomen.





Slide 24 - Slide

zorgvragers met dementie
Wees rustig en geduldig.
Spreek in korte zinnen en gebruik geen moeilijke woorden.
Gebruik humor (als er nog humor is; letterlijke interpretatie!).
Maak eerst contact met de zorgvrager. 
Zorg voor structuur.
Stel geen vragen aan de zorgvrager waar hij het antwoord niet op weet.





Slide 25 - Slide

zorgvragers met onbegrepen gedrag
Zorgvragers die probleemgedrag vertonen, kunnen meestal niet onder woorden brengen wat hen dwarszit. Tegenwoordig wordt probleemgedrag daarom eerder onbegrepen gedrag genoemd, zeker wanneer het zorgvragers met bijvoorbeeld dementie of een (ernstige) verstandelijke beperking betreft.

Slide 26 - Slide

vormen van onbegrepen gedrag
agressie: de zorgvrager doet bewust of onbewust een ander emotioneel en/of fysiek pijn of brengt schade toe aan anderen of andermans eigendommen;
claimen: er is geen evenwicht tussen de hulpvraag en welke zorg nodig of nuttig is. Of de zorgvrager vraagt voortdurend aandacht, maar maakt niet duidelijk waarvoor;
passiviteit: de zorgvrager toont geen enkel initiatief tot zelfredzaamheid.


Slide 27 - Slide

Oorzaken van probleemgedrag 
angst of onzekerheid; frustratie;
verdriet; eenzaamheid;
onbegrip; te veel of te weinig prikkels;
verveling; gevoel van zinloosheid;
vermoeidheid; pijn;
nieuwe medicatie.









Slide 28 - Slide

begeleiden van zorgvragers met probleemgedrag
.
Houd in gedachten dat de zorgvrager er niet voor kiest dit gedrag te vertonen en toon begrip voor de gevoelens achter het gedrag.

Slide 29 - Slide

zorgvragers met pijn
korte duur of chronisch?
pijnbestrijding mogelijk?
Taak zorgverlener: signaleren, bestrijden, begeleiden
 Bij pijngedrag speelt niet alleen de pijnprikkel een rol, maar ook de persoonlijkheid van de zorgvrager en hoe er binnen zijn cultuur met pijn omgegaan wordt. 
Pijnbeleving

Slide 30 - Slide

zorgvragers met pijn
Pijn heeft een signaalfunctie (fysiek of mentaal/emotioneel)
Vicieuze cirkel
Ziektewinst

Slide 31 - Slide

zorgvragers met pijn
Neem de pijn serieus.
Acute pijn? Oorzaak wegnemen en pijnstilling.
Chronische pijn? Rol van de pijn, verandering of acceptatie.
Wees eerlijk tegen de zorgvrager als je behandelingen moet doen die pijnlijk zijn.
Help de zorgvrager te ontspannen, bijvoorbeeld met ademhalingsoefeningen of massage, daarmee doorbreek je de vicieuze cirkel van pijn.

Neem de angst die de zorgvrager door de pijn ervaart serieus en probeer met eerlijke en duidelijke informatie de angst weg te nemen.

Zorg voor afleiding, dat haalt de pijn voor een deel weg uit het bewustzijn.

Slide 32 - Slide

Ademhaling
ademhalingsoefening
korte geleide meditatie
"inchecken" bij jezelf

Slide 33 - Slide

Begeleiden bij rouw en verlies
Rouwen is het verwerken van een groot verlies, bijvoorbeeld het overlijden van een naaste of het verlies van gezondheid na de diagnose van een levensbepalende of ongeneeslijke ziekte. 

Slide 34 - Slide

Begeleiden bij rouw en verlies
Fases:
Ontkenning
Boosheid of woede
Marchanderen of het gevecht aangaan
Verdriet en depressie
Aanvaarding

Slide 35 - Slide

Begeleiden bij rouw en verlies
Ontkenning. 
Bewust of onbewust weigert de zorgvrager de realiteit onder ogen te zien. Hiermee beschermt de zorgvrager zichzelf voor een overvloed aan emoties. Als verzorgende laat je de zorgvrager zelf het tempo bepalen in het onder ogen zien van de realiteit.

Slide 36 - Slide

Begeleiden bij rouw en verlies
Boosheid of woede. 
Als de realiteit tot de zorgvrager is doorgedrongen ontstaat er vaak boosheid. De zorgvrager vraagt zich af waarom het verlies hem is overkomen. In deze fase is de zorgvrager vaak moeilijk te benaderen. Onder zijn woede ligt de emotionele pijn. Als verzorgende kun je de zorgvrager bijstaan door met hem in gesprek te gaan. Vraag bijvoorbeeld op wie de zorgvrager zo boos is en waarom. De zorgvrager kan ook zichzelf van alles verwijten, geef hem de ruimte dit te ventileren.

Slide 37 - Slide

Begeleiden bij rouw en verlies
Marchanderen of het gevecht aangaan. De zorgvrager gaat onderhandelen, belooft beter gedrag in ruil voor bijvoorbeeld gezondheid. In deze fase komt het ook voor dat zorgvragers het gevecht aangaan of zichzelf doelen op gaan leggen. Ze gaan bijvoorbeeld sponsorlopen doen voor de ziekte waar hun dierbare aan overleden is. Als verzorgende laat je dit gaan, tenzij de zorgvrager te ver gaat in dit gedrag en zichzelf schade toebrengt. In dat geval maak je het gedrag bespreekbaar in de hoop dat de zorgvrager inziet dat hij zo niet door kan gaan.

Slide 38 - Slide

Begeleiden bij rouw en verlies
Verdriet en depressie. De zorgvrager gaat de realiteit accepteren en laat zijn gevoelens van verdriet, spijt, angst en onzekerheid toe. Het kan zijn dat ook verliezen uit het verleden weer op de voorgrond komen. De zorgvrager kan de behoefte hebben om zijn verdriet keer op keer te uiten. Als verzorgende kun je de zorgvrager helpen door te luisteren en begrip te tonen.

Slide 39 - Slide

Begeleiden bij rouw en verlies
Aanvaarding. De zorgvrager berust in de realiteit en kan onthechten en loslaten, wat inhoudt dat hij het verlies een plaats in zijn leven heeft gegeven en zijn leven probeert in te richten zonder datgene wat of diegene die hij verloren heeft. Als verzorgende kun je de zorgvrager helpen door hem te vragen naar zijn wensen en plannen, hem daarin te steunen en hem mogelijk met praktische dingen te helpen. 

Slide 40 - Slide

zorgvragers in de laatste levensfase
Vaak bezig met zingevingsvragen.
Zingeving is de behoefte van de mens om betekenis te geven aan zijn leven.
Als verzorgende kun je de zorgvrager hierin ondersteunen door met hem te praten over zijn leven. Vragen die je kunt stellen zijn bijvoorbeeld of hij met een goed gevoel terugkijkt op zijn leven, of hij dingen anders had willen doen.  Hieruit kan onverwerkt verlies komen of nog wensen voor de korte toekomst. 
Hulp van een geestelijk begeleider of psycholoog.

Slide 41 - Slide

zorgvragers in de palliatieve en terminale fase
Palliatieve zorg geef je aan zorgvragers die niet meer kunnen genezen. Het woord palliatie betekent verzachten of verlichten van het lijden en daar is de zorg en begeleiding die je geeft dan ook op gericht. Palliatieve zorg wordt ook wel warme zorg, TLC (tender loving care) of zorg naar wens genoemd.

Slide 42 - Slide

eerste palliatieve fase
De eerste palliatieve fase breekt aan wanneer duidelijk wordt dat de zorgvrager niet meer kan genezen (weken, maanden of jaren). Als verzorgende kun je de zorgvrager in deze periode begeleiden bij het aanvaarden van dit gegeven en bij het bepalen wat voor de zorgvrager kwaliteit van leven is. Volgens de principes van goede rouwverwerking, laat je de zorgvrager in zijn eigen tempo tot acceptatie komen. Ook als dat betekent dat de zorgvrager pas enkele dagen voor zijn dood vrede heeft met zijn naderende dood.

Slide 43 - Slide

tweede palliatieve fase
In de tweede palliatieve fase wordt de zorgvrager zieker. Hij wordt bijvoorbeeld minder mobiel en krijgt meer pijn. Uitgangspunt voor jou als verzorgende is het zorgen voor een zo hoog mogelijke kwaliteit van leven. In deze fase maakt de zorgvrager ook vaak keuzes over zijn levenseinde. Als verzorgende ga je met hem in gesprek over wat zijn wensen zijn (ziekenhuis, behandeling, bestrijden van pijn, reanimatie, palliatieve sedatie?) Geef de zorgvrager duidelijke informatie en wees eerlijk.

Slide 44 - Slide

derde palliatieve fase - terminaal
De derde palliatieve fase is de terminale fase. De verwachting is dat de zorgvrager binnen drie maanden zal overlijden. Vaak duurt de terminale fase echter veel korter, soms maar enkele dagen tot een week. De begeleiding gaat niet meer om het bieden van kwaliteit van leven, maar om het bieden van kwaliteit van sterven. Als verzorgende vraag je naar de wensen van de zorgvrager en diens naasten. Wil hij thuis sterven of bijvoorbeeld in een hospice?

Slide 45 - Slide

zorgvragers in de terminale fase
Wanneer het levenseinde echt nabij is, kunnen zorgvragers angstig worden. Er kunnen vele vragen door hun hoofd gaan spelen, zoals hoe het is om te sterven, wat er is na de dood. Daar heb je als verzorgende geen antwoord op, maar je kunt de zorgvrager wel ondersteunen door er met hem over te spreken en een luisterend oor te bieden. Gelovige zorgvragers kunnen zich vlak voor hun dood zorgen maken over of ze goed geleefd hebben en of God hen genade zal schenken.

Slide 46 - Slide

zorgvragers in de terminale fase
Als verzorgende richt je je begeleiding niet alleen op de zorgvrager, maar ook op zijn naasten. Zij zijn in de laatste fase vaak erg nauw betrokken en veel aanwezig bij de zorgvrager. Ook de naasten hebben vragen, angsten en verdriet. Geef zo goed als je kunt antwoord op de vragen en geef ruimte aan hun emoties. Stel stervensbegeleiding door een geestelijke, psycholoog of speciaal opgeleide stervensbegeleider voor als je merkt dat de zorgvrager en/of zijn naasten daar behoefte aan hebben.

Slide 47 - Slide

Begeleiden van mantelzorgers
Dat iemand zorg nodig heeft, heeft vaak veel invloed op het leven van de naasten. Van familielid of goede vriend worden ze ineens of geleidelijk mantelzorger. Het zorgt voor organisatorische problemen, voor emoties zoals angst, verdriet, bezorgdheid, boosheid en machteloosheid, ook door onkunde. Naasten van zorgvragers reageren vaak vanuit deze emoties naar de zorgvrager toe, maar ook naar jou als verzorgende.

Slide 48 - Slide

Kritiek van mantelzorgers
JIJ:
- je kent het ziektebeeld en de bijhorende symptomen
- je weet waar je op moet letten 
- je hebt een andere band met de zorgvrager 

MANTELZORGER:
- alles is nieuw
- na jaren verzorging is de mantelzorger overbelast
- moeite om zorg uit handen te geven

Slide 49 - Slide

Begeleiden van mantelzorgers
Geef ruimte aan de emoties van de mantelzorger. 
Geef duidelijke informatie
Stel gerust waar het kan
Wees eerlijk over de situatie van de zorgvrager. 
Help de mantelzorgers om hun eigen rol te bepalen.
Maak duidelijke afspraken
Evt doorverwijzen/adviseren

Slide 50 - Slide

Omgaan met ethische dilemma's
Als verzorgende zul je in de beroepspraktijk af en toe voor ethische dilemma's staan. Je staat dan voor een keuze, waarbij je moet afwegen wat juist of onjuist is, goed of niet goed. Welke keuze je ook maakt, er zijn altijd bezwaren. Je keuze zal sterk samenhangen met je waarden en normen, met wat jij denkt wat goed is, hoe het hoort.

Slide 51 - Slide

Casus 
Een zorgvrager wil zijn medicatie niet meer slikken, omdat hij dood wil.


Slide 52 - Slide