Woordenlijst 1 t/m 4 keuzedeel

Woordenlijst 1 t/m 4 keuzedeel
1 / 24
next
Slide 1: Slide
SpaansMBOStudiejaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Woordenlijst 1 t/m 4 keuzedeel

Slide 1 - Slide

Wat is de Nederlandse vertaling van 'La habitación'?
A
De kamer
B
Het restaurant
C
Het huis
D
De tuin

Slide 2 - Quiz

Hoe wordt 'Los niños' in het Nederlands genoemd?
A
De ouders
B
De kinderen
C
De volwassenen
D
De leraren

Slide 3 - Quiz

Welk woord betekent 'La maleta' in het Nederlands?
A
De schoenen
B
De tas
C
De rugzak
D
De koffer

Slide 4 - Quiz

Wat is de Nederlandse vertaling van 'La primavera'?
A
De zomer
B
De herfst
C
De lente
D
De winter

Slide 5 - Quiz

Hoe wordt 'El mes' in het Nederlands genoemd?
A
Het jaar
B
Het uur
C
De maand
D
De dag

Slide 6 - Quiz

Wat is de Nederlandse vertaling van 'vosotros'?
A
wij
B
jullie
C
hij
D
zij

Slide 7 - Quiz

Wat is de Nederlandse vertaling van 'después, más tarde'?
A
vroeg
B
direct
C
nu
D
later

Slide 8 - Quiz

Wat is de Nederlandse vertaling van 'divertido'?
A
interessant
B
saai
C
vervelend
D
leuk

Slide 9 - Quiz

Wat is de Nederlandse vertaling van 'La disculpa'?
A
De afspraak
B
De excuses
C
De beslissing
D
Het probleem

Slide 10 - Quiz

Wat is de Nederlandse vertaling van 'Dispone de'?
A
Regelt
B
Heeft geen
C
Beschikt over
D
Opent

Slide 11 - Quiz

Wat is de Nederlandse vertaling van 'Las vistas al mar'?
A
Het strand
B
Het uitzicht op zee
C
Het eiland
D
De kamer

Slide 12 - Quiz

Wat is de Nederlandse vertaling van 'Cerrado'?
A
Bezet
B
Klaar
C
Gesloten
D
Open

Slide 13 - Quiz

Wat is de Nederlandse vertaling van 'Adónde'?
A
Waar
B
Wanneer
C
Waarheen
D
Hoe

Slide 14 - Quiz

Wat is de Nederlandse vertaling van 'cuándo'?
A
hoe
B
waarom
C
wie
D
wanneer

Slide 15 - Quiz

Hoe wordt 'cómo' vertaald naar het Nederlands?
A
wanneer
B
wie
C
waarom
D
hoe

Slide 16 - Quiz

Wat betekent 'quién' in het Nederlands?
A
hoe
B
waarom
C
wanneer
D
wie

Slide 17 - Quiz

Hoe vertaal je 'a qué hora' naar het Nederlands?
A
hoe laat
B
wanneer
C
wie
D
waarom

Slide 18 - Quiz

Wat is de Nederlandse vertaling van 'cuántos'?
A
hoeveel
B
waarom
C
wie
D
wanneer

Slide 19 - Quiz

Vertaal naar het Spaans:
gelukkig

Slide 20 - Open question

Vertaal naar het Spaans:
of

Slide 21 - Open question

Vertaal naar het Spaans:
helaas

Slide 22 - Open question

Vertaal naar het Spaans:
reizen

Slide 23 - Open question

Vertaal naar het Spaans:
de airconditioning

Slide 24 - Open question