D3 Oefenexamens TOA

Vraag 1
maximaal 3 punten
Evi gaat met de auto van huis naar haar werk. Een enkele reis is 18 km. Ze rijdt gemiddeld 70 km/u. 

Evi rijdt soms met de dieselauto van haar vriend naar haar werk. Het gemiddeld gebruik van deze auto is 4,6 l/100 km. Ze berekent de reiskosten met de dieselprijs uit de afbeelding.
Hoeveel zijn de reiskosten voor de dieselauto per dag?

1 / 37
next
Slide 1: Slide
RekenenMBOStudiejaar 4

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Vraag 1
maximaal 3 punten
Evi gaat met de auto van huis naar haar werk. Een enkele reis is 18 km. Ze rijdt gemiddeld 70 km/u. 

Evi rijdt soms met de dieselauto van haar vriend naar haar werk. Het gemiddeld gebruik van deze auto is 4,6 l/100 km. Ze berekent de reiskosten met de dieselprijs uit de afbeelding.
Hoeveel zijn de reiskosten voor de dieselauto per dag?

Slide 1 - Slide

Hoeveel zijn de reiskosten voor de dieselauto per dag?

Slide 2 - Open question

Uitleg
Stap 1
aantal l per kilometer
4,6 l/100 km 
4,6 : 100 = 0,046 l/km

Stap 2
aantal km per dag 18 x 2 = 36 km
aantal liter per dag 36 x 0,046 = 1,656 liter

Stap 3
prijs voor diesel 1,649
prijs per dag 1,656 x 1,649 = 2,730744
afgerond: € 2,73

Slide 3 - Slide

Vraag 2
maximaal 3 punten
Esmee wil een retourvlucht Amsterdam - Rome boeken. Ze bekijkt de prijzen op een vergelijkingssite.

Esmee heeft de onderstaande eisen voor de retourvlucht:
- ze wil een directe vlucht
- ze wil op de heenweg 's ochtends vertrekken uit Amsterdam

Hoeveel is het prijsverschil tussen de twee retourvluchten die aan Esmee haar eisen voldoen?

Leg je antwoord uit. Gebruik hierbij een berekening.

Slide 4 - Slide

Hoeveel is het prijsverschil tussen de twee retourvluchten die aan Esmee haar eisen voldoen?

Slide 5 - Open question

Uitleg
Stap 1
lees de kosten voor de ene optie af
€ 189


Slide 6 - Slide

Uitleg
Stap 1
lees de kosten voor de ene optie af
€ 189

Stap 2
lees de kosten voor de ander optie af
€ 210

Stap 3
bereken het verschil
210 - 189 = 21

Slide 7 - Slide

Vraag 3
maximaal 3 punten
Hilal en Jamie bekijken een website over parkeren in het centrum van Arnhem. 

Zij willen zaterdag van 17:00 tot 23:30 in de stad parkeren. Hoeveel goedkoper is parkeren in de Musisgarage dan aan de Rijnkade?



Slide 8 - Slide

Zij willen zaterdag van 17:00 tot 23:30 in de stad parkeren. Hoeveel goedkoper is parkeren in de Musisgarage dan aan de Rijnkade?

Slide 9 - Open question

Uitleg
Stap 1
bereken de tijd voor het tarief van 1,35 per 30 minuten
17:00 tot 18:00 = 1 uur
bereken de tijd voor het tarief van 0,50 per 30 minuten
18:00 tot 23:30 = 5,5 uur
de kosten in de Musisgarage
2 x 1,35 + 11 x 0,50 = 8,20

Stap 2
bereken de tijd voor het tarief van 0,40 per 10 minuten
4 uur (betaald parkeren tot 21 uur)
kosten voor de Rijnkade
 4 x 6 x 0,40 = 9,60

Stap 3 - volgende pagina

Slide 10 - Slide

Uitleg
Stap 1
de kosten in de Musisgarage
2 x 1,35 + 11 x 0,50 = 8,20

Stap 2
kosten voor de Rijnkade
 4 x 6 x 0,40 = 9,60

Stap 3
bereken het verschil
9,60 - 8,20 = 1,40
€ 1,40 
(LET OP rekenmachine geeft 1,4 
maar bedragen altijd met 2 decimalen)

Slide 11 - Slide

Vraag 4
maximaal 4 punten
Wesley organiseert een barbecue voor 42 personen. 1 op de 6 personen eet vegetarisch. Wesley koopt voor iedereen een slagerspakket of een vegapakket.

Wesley wil een kilo extra saté kopen. De saté kost per pak van 250 gram bij de supermarkt 
€ 3,19. Het tweede pak is voor de helft van de prijs.
Hoeveel goedkoper is de saté per kilo in de supermarkt dan bij de slager?

Slide 12 - Slide

Hoeveel goedkoper is de saté per kilo in de supermarkt dan bij de slager?

Slide 13 - Open question

Uitleg
Stap 1
bereken de kosten in de supermarkt
3,19+ 0,5 x 3,19 =4,785 x 2 = 9,57
LET OP: niet tussentijds afronden

Stap 2
bereken de kosten bij de slager
1000 : 125 = 8 pakken
8 x 1,85 = 14,80

Stap 3
bereken het prijsverschil
14,80 - 9,57 = 5,23

Slide 14 - Slide

Vraag 5
maximaal 4 punten
Wesley organiseert een barbecue voor 42 personen. 1 op de 6 personen eet vegetarisch. Wesley koopt voor iedereen een slagerspakket of een vegapakket.

Wesley koopt ook 85 g aardappelsalade per persoon. Hoeveel betaalt Wesley voor de aardappelsalade?

Slide 15 - Slide


Wesley koopt ook 85 g aardappelsalade per persoon. Hoeveel betaalt Wesley voor de aardappelsalade?

Slide 16 - Open question

Uitleg
Stap 1
bereken hoeveel gram aardappelsalade je nodig hebt
42 x 85 = 3570 gram

Stap 2
bereken hoeveel bakjes je nodig hebt
3570 : 250 = 14,28

Stap 3
rond verstandig af
in dit geval naar boven, want 14 is te weinig, dus 15 bakjes

Stap 4
bereken de kosten 15 x 2,65 = 39,75

Slide 17 - Slide

Vraag 6
maximaal 4 punten
Hieronder zie je een lunchdeal op een kortingswebsite.

Lieke en twee vrienden maken gebruik van de vriendenactie en kopen drie bonnen. Hoeveel euro korting krijgen Lieke en haar twee vrienden in totaal in vergelijking met dezelfde brunch zonder bonnen?

Slide 18 - Slide

Lieke en twee vrienden maken gebruik van de vriendenactie en kopen drie bonnen. Hoeveel euro korting krijgen Lieke en haar twee vrienden in totaal in vergelijking met dezelfde brunch zonder bonnen?

Slide 19 - Open question

Uitleg
Stap 1
bereken de totale kosten zonder korting
3 x 16,25 = 48,75

Stap 2
bereken de kosten voor de eerste vriend met korting
9,95 x 0,9 = 8,955  = 8,96

Stap 3
bereken de kosten voor de tweede vriend met korting
9,95 x 0,8 = 7,96

Stap 4
bereken het prijsverschil
48,75 - (9,95 + 8,96 + 7,96) = 21,89

Slide 20 - Slide

Vraag 
maximaal 4 punten

Slide 21 - Slide


Slide 22 - Open question

Uitleg
Stap 1
bereken 

Stap 2
bereken

Stap 3
bereken 

Stap 4
bereken 

Slide 23 - Slide

Vraag 
maximaal 4 punten

Slide 24 - Slide


Slide 25 - Open question

Uitleg
Stap 1
bereken 

Stap 2
bereken

Stap 3
bereken 

Stap 4
bereken 

Slide 26 - Slide

Vraag 
maximaal 4 punten

Slide 27 - Slide


Slide 28 - Open question

Uitleg
Stap 1
bereken 

Stap 2
bereken

Stap 3
bereken 

Stap 4
bereken 

Slide 29 - Slide

Vraag 
maximaal 4 punten

Slide 30 - Slide


Slide 31 - Open question

Uitleg
Stap 1
bereken 

Stap 2
bereken

Stap 3
bereken 

Stap 4
bereken 

Slide 32 - Slide


Leg je antwoord uit. Gebruik hierbij een berekening.
A

Slide 33 - Quiz


Leg je antwoord uit. Gebruik hierbij een berekening.
A

Slide 34 - Quiz

Vraag 
maximaal 4 punten

Slide 35 - Slide


Slide 36 - Open question

Uitleg
Stap 1
bereken 

Stap 2
bereken

Stap 3
bereken 

Stap 4
bereken 

Slide 37 - Slide