Talent V4 periode 1

Welke tekstdoelen ken je?
1 / 14
next
Slide 1: Mind map
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welke tekstdoelen ken je?

Slide 1 - Mind map

zes tekstdoelen
informeren
uiteenzetten
beschouwen
overtuigen
activeren
amuseren

Slide 2 - Slide

Wat is een uiteenzetting?

Slide 3 - Open question

Welke tekststructuren kent de uiteenzetting?
A
indelingsstructuur, verklaringsstructuur en voordelen-nadelenstructuur
B
verklaringsstructuur, stelling-argumentenstructuur
C
indelingsstructuur, verklaringsstructuur en tijdsstructuur
D
indelingsstructuur en probleem-oplossingsstructuur

Slide 4 - Quiz

Een indelingsstructuur ziet er als volgt uit:
A
Wat is het onderwerp? Welke aspecten worden behandeld? Welke verklaring ligt voor de hand?
B
Wat is het onderwerp? Welke kenmerken heeft dit onderwerp? Welke verklaring ligt voor de hand?
C
Wat is het verschijnsel? Hoe was dit vroeger? Welke conclusie kun je uit de ontwikkeling trekken?
D
Wat is het onderwerp? Welke aspecten worden behandeld? Wat is, samengevat, het belangrijkste?

Slide 5 - Quiz

Welke twee teksstructuren kent het betoog?

Slide 6 - Open question

Wat is een beschouwing?

Slide 7 - Open question

Welke tekststructuur kun je bij een uiteenzetting EN bij een beschouwing gebruiken?
A
probleem-oplossingsstructuur
B
verklaringsstructuur
C
vraag-antwoordstructuur
D
stelling-argumentenstructuur

Slide 8 - Quiz

Welke soorten discussies ken je?

Slide 9 - Mind map

De discussie
1. meningvormende discussie
2. probleemoplossende discussie

Slide 10 - Slide

Welke vier fases heeft de discussie?

Slide 11 - Mind map

vier stadia
1. probleem onderzoeken
2. standpunten uitwisselen
3. standpunten bespreken
4. gezamenlijk standpunt formuleren

Slide 12 - Slide

Wat behandel je in een alinea?
A
een deelonderwerp
B
voorbeelden
C
alle deelonderwerpen die bij elkaar horen
D
de belangrijkste bouwsteen van de tekst

Slide 13 - Quiz

Hoe is een alinea opgebouwd?

Slide 14 - Open question