Les 7: Voedsel maken

• Biologie / Verzorging
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Welkom terug!

Pak alvast je IPad en ga naar LessonUp.

Pak ook je schrift en werkboek.

Vandaag hebben we het over voedsel.

Programma van deze les

• Terugblik vorige les
• Vogels, vogels, vogels...
• Nieuwe lesstof: voedsel maken
• Zelfstandig aan de slag met opdrachten
• Afsluiting 

Levensfases van de mens

Staartmees

Broedt: bolvormig nest in dichte struiken

Voedsel: kleine insecten en in de winter kleine zaden.

Leefomgeving: bossen, parken, tuinen

Stadsduif

Broedt: op harde richels, gebouwen en bruggen

Voedsel: zaden, in steden vooral zwerfafval.

Leefomgeving: steden en akkers

Slimmer dan je denkt

Turkse tortel

Broedt: in bomen, op luifels of rolluiken

Voedsel: zaden, granen, maar ook wel rupsen en vruchten

Leefomgeving: tuinen, parken, steden, boerenerven

Duivenmelk

Vink

Broedt: vooral in dichte struiken

Voedsel: zaden, beukennootjes, zachte plantdelen, insecten

Leefomgeving: bossen, tuinen, parken, groene omgeving

1.5: voedsel maken

Leerdoelen

1.5.11 Je kunt uitleggen dat door fotosynthese voedsel en zuurstof ontstaan voor dieren en mensen.

1.5.12 Je kunt de fotosynthese beschrijven.

1.5.13 Je kunt aangeven welke delen van planten de mens gebruikt als voedsel.

Wat hebben alle dieren nodig om in leven te blijven?

Stoffen en energie

Dieren hebben energie, zuurstof en voedingsstoffen nodig om in leven te blijven.

Glucose

Energie halen we uit onze voeding, vooral uit de stof glucose.

Om energie vrij te kunnen maken hebben we zuurstof nodig, dit halen we uit de lucht.

Daarnaast hebben we voedingsstoffen nodig, bijvoorbeeld om te kunnen groeien.

Wat hebben planten nodig om in leven te blijven?

Planten

Ook planten halen hun energie uit glucose.

Maar zij kunnen zelf glucose maken!

Dit doen ze met behulp van fotosynthese:

water + koolstofdioxide + energie uit licht → glucose + zuurstof

Fotosynthese is ook belangrijk voor ons. Waarom?

Noem eetbare delen van planten.

Zelfstandig aan de slag

Wat: 1.5: Opdracht 1 t/m 7 (blz. 39 t/m 41) 

Hoe: Eerste 5 minuten stil, daarna mag je fluisterend overleggen met je buur.

Hulp: Lukt het niet? Vraag eerst je buur. Kom je er samen niet uit, steek dan je hand op.

Tijd: Zie timer.

Uitkomst: De lesstof komt terug op de toets en aan het eind van de les in de quiz!

Klaar: Laat je werk bij mij aftekenen. Daarna: verschillende keuzes. Je mag lezen in je leesboek, doe een moeilijkere opdracht (opdracht 8+, 9 of 10+) of maak een biologische tekening van een organisme. Bedenk een leuke manier om begrippen te leren.

Instructie voor het maken van een biologische tekening staat op blz. 63 en 64 van je werkboek.

Een idee voor het leren van begrippen: maak een begrippen memory spel! Schrijf op 1 kaartje het begrip en op een andere een tekening of de uitleg ervan zonder het begrip zelf te noemen.

Volgende les

Tijd om vragen te stellen en om paragraaf 1.4 en 1.5 af te maken en na te kijken.

Volgende les ga ik kijken hoever je bent met je opdrachten en zet ik ook nieuwe antwoordenbladen klaar.