Verwijswoorden

1 / 14
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 7

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Verwijswoorden
Ik weet aan het einde van de les wat een verwijswoord is!

Slide 2 - Slide

Melle zag zijn vader al bij het schoolhek staan. Hij gooide zijn rugzak in de achterbak van de auto.

Slide 3 - Slide

Melle zag zijn vader al bij het schoolhek staan. Hij 
gooide zijn rugzak in de achterbak van de auto.
Melle

Slide 4 - Slide

Verwijswoorden

Slide 5 - Mind map

De wekkerradio heeft een led-wijzerplaat. _____ kun je goed zien hoe laat het is.
A
dat
B
daarin
C
hiermee
D
daarop

Slide 6 - Quiz

Dit is een super wekkerradio ____ word je 's morgens heerlijk wakker.
A
dat
B
daarin
C
hiermee
D
daarop

Slide 7 - Quiz

Heb je liever een klein wekkertje? _____
verkopen we ook
A
dat
B
daarin
C
hiermee
D
daarop

Slide 8 - Quiz

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Het drumstel is van Davids vader, 

maar ________ gebruikt ________ niet meer.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 9 - Drag question

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Twan heeft een bijbaantje voor twee uurtjes,

 ________  vind    ________ erg leuk.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 10 - Drag question

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
‘Wil je ________ naar de glasbak brengen?’, vraagt Ryan,

terwijl ________ de lege flessen aan Luuk geeft.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 11 - Drag question

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Vera doet het trucje voor.    ________  zegt:

‘Zo moet je ________ doen.’
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 12 - Drag question

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 
Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.
Onno krijgt een vreemd mailtje binnen.

_________ denkt dat  ________ spam is.
deze
die
dit
dat
hij
zij
het
ze

Slide 13 - Drag question

Slide 14 - Slide