Planten maken hun eigen voedingsstoffen. In welke organen doen ze dit vooral?
A
in de bladeren
B
in de bloemen
C
in de stengels
D
in de wortels
1 / 18
next
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1
This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Planten maken hun eigen voedingsstoffen. In welke organen doen ze dit vooral?
A
in de bladeren
B
in de bloemen
C
in de stengels
D
in de wortels
Slide 1 - Quiz
In welke organen van planten ontstaan zaden?
A
in de bladeren
B
in de bloemen
C
in de stengels
D
in de wortels
Slide 2 - Quiz
De cellen van planten bestaan uit verschillende delen.
Welke kenmerken hebben deze onderdelen van plantencellen?
Zoek bij elkaar
bladgroenkorrel
celwand
cytoplasma
Deze stevige laag bestaat uit voedingsvezels.
Dit groene bolletje maakt voedsel voor de plant.
Dit is een stroperige vloeistof.
Slide 3 - Drag question
Erik en Adrie praten over de functies van de wortels van planten. Erik zegt: “Dankzij de wortels staat de plant stevig in de bodem”. Adrie zegt: “De wortels nemen water met opgeloste stoffen op”. Wie heeft er gelijk?
A
alleen Adrie
B
alleen Erik
C
Erik en Adrie
D
geen van beiden
Slide 4 - Quiz
Hoe noem je een groep cellen van een plant met dezelfde vorm en taak?
A
cytoplasma
B
orgaan
C
weefsel
D
cel
Slide 5 - Quiz
Wat is de functie van elk onderdeel van een plantencel? Leerdoel: Je kent de onderdelen van een plantencel met hun functie
Regelt alles wat er gebeurt in de cel
hierdoor is de cel stevig
Regelt welke stof de cel in en uit gaan
zorgt voor een stevige laag om de cel heen
Stroperige vloeistof, hierin liggen de celkern en de bladgroenkorrels
Geeft de plant zijn groene kleur en maken voedingsstoffen
celmembraan
cytoplasma
Vacuole
celwand
bladgroenkorrels
celkern
Slide 6 - Drag question
Waardoor blijft een kruidachtige plant stevig rechtop staan?
A
Door houtstof in de celwanden
B
Door stevige celwanden
C
Door water in de vacuoles
D
Door houtcellen
Slide 7 - Quiz
Sleep de juiste betekenis naar het juiste begrip.
Scheurlaag
Kurklaag
Bladlitteken
Beschermt de boom tegen waterverlies en binnendringende ziekteverwekkers
Een laag tussen de bladsteel en de stengel
Je ziet op deze plek de uiteinden van de vaatbundels liggen.
Slide 8 - Drag question
In de tekening van de binnenzijde van de bruine boon zijn de delen 1, 2 en 3 aangegeven. Bij het ontkiemen van een plantje uit een bruine boon worden bepaalde delen van een zaad groter. Eén deel wordt dan juist kleiner. Wat wordt bij de ontkieming groter en wat wordt er kleiner?
A
groter: 1 en 3
kleiner: 2
B
groter: 1 en 2
kleiner: 3
C
groter: 2 en 3
kleiner: 1
Slide 9 - Quiz
Bij ontkieming komt als eerste naar buiten.....
A
de stengel
B
de wortel
C
de blaadjes
D
de bloem
Slide 10 - Quiz
Eindknop
Bladschijf
Bladsteel
Hoofdnerf
Zijnerf
Bladmoes
Okselknop
Slide 11 - Drag question
De huidmondjes kunnen
A
zuurstof afgeven en koolstofdioxide opnemen
B
water opnemen
C
mineralen opnemen
D
glucose opnemen en afgeven
Slide 12 - Quiz
Fotosynthese
Zonlicht
Koolstofdioxide
Glucose
Zuurstof
Water
Slide 13 - Drag question
+
+
Reactieschema van de fotosynthese
Glucose
Water
Licht
Koolstofdioxide
O2
Slide 14 - Drag question
Een insectenbloem heeft opvallende kroonbladeren om insecten te lokken
A
Waar
B
Niet waar
Slide 15 - Quiz
Sleep naar de goede plaats
stempel
Bloem bodem
stijl
Vrucht beginsel
Eicel
Zaad beginsel
Slide 16 - Drag question
In welke volgorde verloopt de voortplanting bij planten?
A
bestuiving, bevruchting, ontstaan van de stuifmeelbuis
B
bestuiving, ontstaan van de stuifmeelbuis, bevruchting
C
bevruchting, bestuiving, ontstaan van de stuifmeelbuis
D
bevruchting, ontstaan van de stuifmeelbuis, bestuiving
Slide 17 - Quiz
Wat gebeurt er tijdens de bevruchting?
A
Er komt stuifmeel op de stempel.
B
Het zaadbeginsel groeit uit tot een zaad.
C
Er groeit een buisje uit een stuifmeelkorrel door de stijl van de stamper
D
De celkern van de stuifmeelkorrel smelt samen met de celkern van de eicel.