Geluksfactoren: CE 2022-II tekst 1 en 2

Hoe word ik gelukkig?


CE 2022-II tekst 1 en 2
1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Hoe word ik gelukkig?


CE 2022-II tekst 1 en 2

Slide 1 - Slide

moeilijke woorden?

Slide 2 - Mind map

1. Welke uitspraak is juist volgens de Easterlin-paradox?

Slide 3 - Open question

2. Zijn de uitspraken wel of niet in overeenstemming met bovengenoemd tekstgedeelte?

Slide 4 - Open question

3. Bovenstaand citaat bevat een argumentatie. Analyseer deze argumentatie door onderstaande tabel over te nemen en die in te vullen.

Slide 5 - Open question

4. Leg uit waarom de hedonistische tredmolen uit het bovenstaande citaat slechts een deel van de vooruitgang tenietdoet.

Slide 6 - Open question

5. Noem twee redenen waarom volgens alinea 9 tot en met 11 de relativiteitstheorie van geluk niet altijd opgaat.

Slide 7 - Open question

6. Volgens cultuurpessimisten maakt het verhaal van de Rode Koningin duidelijk dat 1) …… , maar volgens alinea 16 geeft het einde van de preek van de Rode Koningin aan dat 2) …… , mits 3) …… .

Slide 8 - Open question

7. Hieronder staat een lijstje met zes gelukmakers die in tekst 1 besproken worden. Welke drie hiervan kun je in termen van alinea 17 als absoluut beschouwen?

Slide 9 - Open question

9. Iemand zou kunnen stellen dat deel 4 van de tekst, ‘Slot’, begint bij alinea 16. Leg dat uit met gebruikmaking van de inhoud van de tekst.

Slide 10 - Open question

10. Iemand anders zou kunnen stellen dat deel 4 van de tekst, ‘Slot’, bij een andere alinea begint, namelijk bij alinea 18. Leg dat uit met gebruikmaking van de inhoud van de tekst.

Slide 11 - Open question

16. Citeer uit alinea 8 tot en met 11 een tekstfragment van maximaal twee
zinnen dat bewijst dat geld gelukkig maakt.

Slide 12 - Open question

17. Leg uit in welk opzicht de stelling dat geld gelukkig maakt, niet overeenkomt met de strekking van tekst 1.

Slide 13 - Open question

18. “Wij mogen ons wel degelijk gelukkig prijzen dat we nu en hier leven.” (regels 276-278) Maak duidelijk dat tekstfragment 1 kan worden gebruikt als ondersteuning van bovenstaand citaat.

Slide 14 - Open question

20. In alinea 2 wordt de vraag gesteld: “Waarom is dat zo'n taboe?” (regel 8) Waar in tekst 2 wordt een antwoord op deze vraag gegeven?

Slide 15 - Open question

23. Behalve het hebben van geld worden er in alinea 5 van tekst 2 nog andere factoren genoemd die leiden tot geluk. Noem drie andere factoren die volgens alinea 5 leiden tot geluk.

Slide 16 - Open question

24. Tekst 2 sluit af met “Vreemd hoor.” (regels 88-89)
Welk effect bij de lezers wordt vermoedelijk hiermee beoogd?

Slide 17 - Open question

25. Welke uitspraak geeft de hoofdgedachte van tekst 2 het best weer?
Het hebben van geld

Slide 18 - Open question

[Na tekstfragment]
26. Beargumenteer dat de visie van de tweede groep mensen uit tekstfragment 2 overeenkomt met de strekking van alinea 5 van tekst 2.

Slide 19 - Open question