Samengestelde zin

Taalverzorging
samengestelde zin + voegwoord
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Taalverzorging
samengestelde zin + voegwoord

Slide 1 - Slide

Doel


Ik weet wat een samengestelde zin is

Ik kan de persoonsvorm in een zin vinden

Ik weet wat een voegwoord is

Slide 2 - Slide

Wat is een samengestelde zin?

Slide 3 - Open question

Geef een voorbeeld van een voegwoord.

Slide 4 - Open question

Samengestelde zinnen

- meer dan 1 zin

- meer dan 1 persoonsvorm

- herken je aan een voegwoord


[Cynthia neemt drinken mee] en [Levi zorgt voor broodjes]


Slide 5 - Slide

voegwoorden

Slide 6 - Slide

VOEGWOORDEN

voegwoorden verbinden 
woorden, woordgroepen en zinnen met elkaar

Slide 7 - Slide

VOEGWOORDEN
die woorden en woordgroepen verbinden

en en of

VOORBEELD:
- Rik heeft twee honden en een kat.
- Hebben we straks Engels of Nask?

Slide 8 - Slide

VOEGWOORDEN
die twee zinnen verbinden
zijn, dus, en, maar, of, want, aangezien, als, dat, doordat, hoewel, mits, nadat, ofschoon, omdat, opdat, tenzij, terwijl, toen, voordat, zodat en zodra

VOORBEELD:
- Milou zit op tennis, maar haar zusje hockeyt liever.
- Voordat Els iets kon zeggen, was Joris al vertrokken,

Slide 9 - Slide

Wat zijn de persoonsvormen in de zin:
Ik ga naar de markt, omdat ik appels wil kopen.

Slide 10 - Open question

Wat is het voegwoord in de zin:
Ik ga naar de markt, omdat ik appels wil kopen.

Slide 11 - Open question

Wat zijn de persoonsvormen in de zin:
Doordat ik te laat was, miste ik de trein.

Slide 12 - Open question

Wat is het voegwoord in de zin:
Doordat ik te laat was, miste ik de trein.

Slide 13 - Open question

Wat zijn de persoonsvormen in de zin:
Terwijl ik naar de film keek, at ik een zak chips.

Slide 14 - Open question

Wat is het voegwoord in de zin:
Terwijl ik naar de film keek, at ik een zak chips.

Slide 15 - Open question

Maak een zin met een voegwoord in het midden van de zin.

Slide 16 - Open question

Maak een zin met het voegwoord aan het begin van de zin.

Slide 17 - Open question