17/11 metafoor/personificatie lesjes-avond ouders (havo 2 les)

Beeldspraak - 
metafoor en personificatie
www.lessonup.com--> inloggen met studentpin:

1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Beeldspraak - 
metafoor en personificatie
www.lessonup.com--> inloggen met studentpin:

Slide 1 - Slide

Planning
  • Korte activiteit
  • Korte instructie
  • Werken 
  • Afsluiten

Slide 2 - Slide

Spelen met woorden: rebus
Geef iedereen de kans om de rebus op te lossen: roep je geen antwoorden door de klas, maar doe je het in je hoofd.
  • Bekijk eerst de rebus goed en probeer hem in je hoofd op te lossen (schrijf je antwoord eventueel even in je schrift op)
  • Schrijf je antwoord in de volgende sheet.
  • Denk aan hoofdletters en leestekens.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide


Slide 5 - Open question

Leerdoelen
Aan het einde van deze les:
  • weet je weer wat een vergelijking is
  • weet je wat een metafoor is
  • weet je wat een personificatie is
  • kan je een metafoor en personificatie herkennen in een tekst

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Herhaling
Woordenschat H1
Beeldspraak:
vergelijking

Slide 8 - Slide

Helaas kwam er geen kip naar de gratis tennisles.

LETTERLIJK

  • Precies zoals het geschreven is.

-->> Er kwamen geen kippen naar de gratis tennisles.



Helaas kwam er geen kip naar de gratis tennisles.

FIGUURLIJK

  • Er wordt iets anders bedoeld dan er eigenlijk staat.
-->> Er kwam helemaal niemand naar de gratis tennisles.

Slide 9 - Slide

Een vergelijking is een vorm van beeldspraak. Er wordt figuurlijke taal gebruikt. Wat is letterlijk en wat is figuurlijk?
A
beeld = letterlijk
B
beeld = figuurlijk
C
object = letterlijk
D
object = figuurlijk

Slide 10 - Quiz

Vergelijking-met-als
"Hij is zo trotst als een pauw."
"Als een een haas ging hij er vandoor."
"Ik heb je lief zoals je soms gelijk een gouden zomerdag bent." 
 (dichtregel uit het gedicht Ja van dichter K.Schippers)

  • Het object en beeld worden beide benoemd 
  • Het object en beeld worden aan elkaar verbonden 
  • Die verbinding wordt gedaan met worden als:  als, zoals, gelijk, etc...

Slide 11 - Slide

Vergelijking-zonder-als
"Ik voel me een kind in een snoepwinkel."
" Zij heeft een hart van goud."

- Het object  en beeld worden beide genoemd 
- Het object en beeld worden niet met een woord aan elkaar verbonden -- > er is dus geen verbindingswoord.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

De leeuw is de koning van de jungle.
Wat is het beeld?

Slide 14 - Open question

Metafoor
  • Is een vorm van beeldspraak. 
  • Lijkt een beetje op de vergelijking, maar het object is weggelaten 
-->>alleen het beeld wordt genoemd. 
  • Je geeft iets de naam van iets anders omdat er overeenkomst is.
   - Je kamer ziet eruit als een zwijnenstal. --> vergelijking
   - Wat een zwijnenstal is het hier. --> metafoor
--> zwijnenstal is het beeld dat gebruikt wordt voor een kamer die een puinhoop is (overeenkomst = beide een puinhoop)

Slide 15 - Slide

Metafoor 
"Wat een zwijnenstal is het hier."   =  kamer is vies
--> verschil: geen object en geen verbindingswoord:  je moet zelf bedenken wat er met zwijnenstal wordt benoemd.
"Wat een rioolwater.'  = koffie is vies
'Liefde maakt blind." = je ziet sommige dingen niet als je van iemand houdt.
Beeld wordt genoemd, object ontbreekt 

In een metafoor ontbreekt altijd het verbindingswoord en daarnaast blijft de overeenkomende eigenschap meestal impliciet (niet uitgesproken, maar moet je zelf begrijpen).
Een metafoor heeft vaak de volgende structuur: A = B.


Slide 16 - Slide

De metafoor
 Spreekwoorden en veel vaste uitdrukkingen zijn metaforen. 

Denk bijvoorbeeld aan: 
'De appel valt nooit ver van de boom.' 

Slide 17 - Slide

De clown van de groep wist iedereen weer aan het lachen te krijgen.
A
vergelijking
B
metafoor

Slide 18 - Quiz

De nieuwe school lijkt wel een doolhof.
A
vergelijking
B
metafoor

Slide 19 - Quiz

Personificatie
Met een personificatie geef je een menselijke eigenschap aan iets dat geen mens is. 

Je stelt dus iets levenloos voor als een levend wezen.


Slide 20 - Slide

Personificatie
  • Je kamer roept om een schoonmaakbeurt.  --> kamer kan niet roepen
  • De zon streelt haar huid.  --> zon kan niet strelen
  • De toekomst lacht ons toe. --> toekomst kan niet lachen
  • De economie zucht en steunt onder de coronamaatregelen. --> economie kan niet zuchten en steunen
  • In een oogwenk heeft de storm de straten schoongeveegd. --> 
  • De doellijntechnologie bewijst het: de bal heeft de achterkant van de lijn gezien.
  • Zachtjes fluisteren de bomen haar naam.
  • Soms lacht de toekomst je toe.

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Wat een boom van een kerel is jouw broer geworden!
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 23 - Quiz

De wind huilt door de bomen.
A
metafoor
B
personificatie
C
vergelijking

Slide 24 - Quiz

Sleep de delen naar de juiste stap.
mol
kwartel
paard
hoentje
wezel
spin
zo bang als een
zo nijdig als een
zo fris als een

Slide 25 - Drag question

Werken


Maken:
  • opdracht 1 op het blad



timer
7:00

Slide 26 - Slide

Leerdoelen
Aan het einde van deze les:
  • weet je weer wat een vergelijking is
  • weet je wat een metafoor is
  • weet je wat een personificatie is
  • heb je geoefend met het herkennen van metaforen en personificaties

Slide 27 - Slide

Ik weet wat metaforen en personificaties zijn en kan die herkennen in een zin.
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Poll

Reflectie:
Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
Wat kan nog iets beter?

Slide 29 - Open question

Feedback
Wat vond je fijn/goed aan deze les?
Wat zou je liever anders willen zien?

Slide 30 - Open question