This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Les 18 december
Ga op je plaats zitten
Pak je spullen
Log in met de code linksonder
In stilte werken tot 11:10
opdracht 13efg + 14 + 15vanaf blz. 54
Slide 1 - Slide
Programme
récapitulation
des excercises
Slide 2 - Slide
récapitulation
Slide 3 - Slide
Het regelmatige werkwoord op -er
Slide 4 - Slide
Werkwoorden op -er
Stam = hele werkwoord - er
Voorbeelden:
Donner
Parler
Chercher
Chanter
Donn
Parl
Cherch
Chant
Slide 5 - Slide
Persoonlijk voornaamwoord
ik
jij
hij
zij
men
wij
u
zij (m)
zij (v)
je
tu
il
elle
on
nous
vous
ils
elles
Vaak vertalen mensen het Franse woord on ook met wij. Wij houden het op men!
Slide 6 - Slide
Dit zijn de uitgangen
Je hoeft alleen de stam in te vullen!
Werkwoord
chanter
parler
chercher
danser
habiter
Slide 7 - Slide
Vertaal: (danser) hij danst
Slide 8 - Open question
Vertaal: (habiter) Jij woont
Slide 9 - Open question
Vertaal: (parler) Zij praten
A
Elle parle
B
Elles parlent
C
Nous parlons
D
Ils parlont
Slide 10 - Quiz
Vertaal: (chercher) Wij zoeken
A
Nous cherchons
B
On cherchons
C
Vous cherchez
D
On cherche
Slide 11 - Quiz
Uitspraak?
Franse werkwoorden op -er zijn makkelijker te gebruiken tijdens het spreken dan tijdens het schrijven. Luister naar de uitspraak van het werkwoord donner. Wat valt op in de uitspraak?
je donne
tu donnes
Il donne
on donne
nous donnons
vous donnez
Ils donnent
elles donnent
Zelfde uitspraak
-e
-es
-ent
Slide 12 - Slide
Planning
Phrases-clés
luisteren en oefenen
opdr. 16
Zelfstandig werken
regelmatige werkwoorden eindigend op -er
vragen stellen met hulp phrases-clés
opdr. 13efd + 14 + 15 + 17
Slide 13 - Slide
Phrases-clés
Luister naar de phrases-clés op TB blz. 29 en lees mee
Oefen in tweetallen de vragen en antwoorden
Let op de uitspraak
Oefen om en om de rol
Wissel twee keer van rol
Lees na het oefenen de pronunciation et orthographe
Slide 14 - Slide
Phrases-clés opdr. 16b blz. 57
Slide 15 - Slide
Zelfstandig werken
Werkwoorden
opdracht 13efg blz. 54
opdracht 14 op blz. 55
opdracht 15 blz. 56
Phrases - clés
opdracht 17 blz. 58/59
kies 1 persoon uit
bedenk zes vragen
gebruik de fiches
gebruik phrases-clés
Slide 16 - Slide
Volgende les
kerstspecial
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Le programme pour aujourd'hui
1 Jour 1 Actu
Noël en France
Le vocabulaire de Noël
Le menu de Noël
Slide 19 - Slide
https:
Slide 20 - Link
Voca de Noël
Tu fais un Quizlet sur le vocabulaire de Noël.
https://quizlet.com/_5s2o2l
Oefen de woordjes tot de timer is afgelopen
Hierna doen we een Quizlet-live
timer
10:00
Slide 21 - Slide
Les plats d'un repas de Noël
Un apéritif (du pastis, une coupe de champagne)
Une entrée
Un plat principal (viande ou poisson)
Le fromage
Le dessert
Un digestif (le cognac, le porto, du Grand Marnier)
Slide 22 - Slide
Une entrée
Une soupe
Une salade
Un cocktail de crevettes
Du saumon fumé
Du foie gras
Des huîtres
Slide 23 - Slide
Le plat principal
Le bifteck
La dinde
Le poulet
Le saumon
Le thon
La sole
Slide 24 - Slide
Le fromage
Le camembert
Le roquefort
Le cantal
Le brie
Le bleu d'Auvergne
Slide 25 - Slide
Le dessert
Un gâteau au chocolat moelleux
Une crème brûlée
Un soufflé
La bûche de Noël
Slide 26 - Slide
Menu de Noëll
Je maakt straks per groep een kerstmenu in het Frans
Zorg dat je voldoet aan de minimale eisen
Schrijf je menu in het klad op
Let op juiste schrijfwijze
Gebruik de voorbeelden
Bedenk zelf eventueel ook iets
Je menu inleveren via LessonUp 1 persoon per groep
Slide 27 - Slide
Composer un menu de Noël
Au minimum:
1 entrée
1 plat principal
2 sortes de fromage
1 dessert
1 groepslid levert straks via LessonUp het menu in