oefentoets Elektriciteit en schakelingen

• Natuurkunde
• Middelbare school

Welke stoffen geleiden de elektriciteit?

1. koper, goud, steen
2. Rubber, ijzer, koper
3. goud, zilver, brons
4. koper, ijzer, perspex

De stroomsterkte
Kies de eenheid van de stroomsterkte

1. Volt
2. Ampère
3. Ohm
4. Watt

De eerste lamp heeft een stroomsterkte van 0.5A, wat is de stroomsterkte van de rest van de lampen?

1. 0.5A
2. 1A
3. 0.25A
4. Kan je niet zeggen

De batterij levert een stroomsterkte van 450 mA
wat is de stroomsterkte door de lampjes ?

1. 450 mA
2. 150 mA
3. 300 mA
4. 1350 mA

Bereken de stroomsterkte in
milli-Ampère als de stroomsterkte 0,15 A is.

1. 1,5 mA
2. 15 mA
3. 150 mA
4. 1500 mA

De totale stroomsterkte is ...

1. 0,6 A
2. 480 A
3. 0,3 A
4. 3,33 A

Bereken de
stroomsterkte.

1. 8,3 A
2. 0,12 A
3. 1200 A
4. 112 A

De stroomsterkte in het linker lampje is 36mA
Wat is de stroomsterkte door het rechter lampje ?

1. 36 mA
2. 12 mA
3. 9 mA
4. 4 mA

Spanning is een grootheid. Wat is de eenheid van spanning?

1. U
2. V
3. u
4. A

Wat is de spanning van de elektriciteit in onze huizen?

1. 20 kV
2. 380 kV
3. 10 kV
4. 230 V

Wat is de spanning in U?

1. 3V
2. 6V
3. 9V
4. 12V

Wat is de stroomsterkte?

1. 2 A
2. 3A
3. 5 A
4. 1,2 A

Wat is de totale spanning, als de spanning van een batterij 1,5 V is?

1. 0V
2. 1,5V
3. 3V
4. 4,5V

Wat is de totale spanning, als de spanning van een batterij 9V is?

1. 0V
2. 9V
3. 18V
4. 27V

Een weerstand is een component dat...

1. ... licht geeft wanneer er stroom doorheen stroomt
2. ... dat de grootte van de stroom beperkt
3. ... stroom in een bepaalde richting doorlaat
4. ... dat in waarde stijgt als de omgeving warm is.

Wat is de totale weerstand?

1. 9
2. 3
3. 12
4. 11

Wat is de totale weerstand van de 3 weerstanden?

1. 200Ω
2. 801Ω
3. 1,8kΩ
4. Dat hangt van de spanning af.

Om in het donker op de Berkelbike te kunnen fietsen, gebruikt Stefan een hoofdlamp. Die doet hij met een elastische band om zijn hoofd. Aan de band zit een lampje van 2,4 V. Door het lampje gaat een stroom van 0,9 A.

Bereken de weerstand van het lampje bij deze spanning.

Tussen de elektrodes loopt tijdens een stroomstootje een stroomsterkte van 300 mA (0,300 A) door de huid. De weerstand van de huid tussen de elektrodes is 700 Ω.

Toon met een berekening aan dat de gebruikte spanning 210 V is.

Het symbool van Capaciteit is?

1. C
2. R
3. P
4. W

Formule voor capaciteit:

1. Capaciteit = spanning : stroomsterkte
2. Capaciteit = weerstand x tijd
3. Capaciteit = stroomsterkte x tijd
4. Capaciteit is geen formule voor.

Een accu kan 10 ampère voor 5 uur leveren. Bereken de capaciteit van de accu.

1. Capaciteit = 10 : 5 = 2 Ah
2. Capaciteit = 10 x 5 = 50 Ah
3. Capaciteit = 10 - 5 = 5 Ah
4. Capaciteit = 10 + 5 = 15 Ah

Een lampje dat 50 mA verbruikt kan op een volle batterij 16 uur branden. Wat is de capaciteit van de batterij?

1. C = 800 mAh
2. C = 1600 mAh
3. C = 3,125 mAh
4. C = 0,32 mAh

Een batterij wordt aangesloten op een lampje. Het lampje gebruikt 0,5 A.
De capaciteit van de batterij is 7000 mAh.
Bereken hoelang het lampje op deze batterij kan branden?

1. 14 uur
2. 3500 uur
3. 3500000 s
4. 14 000 uur

Vermogen

1. E
2. I
3. P
4. G

Wat is de eenheid van vermogen?

1. V (Volt)
2. I (Stroomsterkte)
3. W (Watt)
4. I (Ampère)

Het vermogen van een wasmachine is ... dan het vermogen van een telefoon.

1. Kleiner
2. Ongeveer hetzelfde
3. Groter
4. Kan je niet weten

wat is het
vermogen van
deze lamp?

1. 230 V
2. 50 Hz
3. 460 W
4. kan je niet aflezen

Wat is het vermogen?

1. 12 Watt
2. 0,3 Watt
3. 0,083 Watt
4. 3 Watt

Wat is het vermogen?

1. 230 Volt
2. 0,3 Ampere
3. 9 Volt
4. 6 Watt

De elektrisch energie is 40 Joule. De lamp heeft 80 seconden aangestaan. Bereken het vermogen P.

1. 2 Watt
2. 1 Watt
3. 3200 Watt
4. 0,5 Watt

De formule voor het berekenen van de elektrische energie is?

1. E = P: t
2. E = P x T
3. E = p : t
4. E = P x t

Wat is de eenheid van elektrische energie

1. W
2. kW
3. J
4. Jh

Bereken de elektrische energie van een apparaat die 5 W gebruikt en 30 minuten aan staat

1. 150 J
2. 5 J
3. 0,16 J
4. 2,5 J

Een accu wordt opgeladen. Hiervoor is 600 J elektrische energie nodig. De accu wordt daarna aangesloten op een lampje. Als de accu leeg is, heeft hij 400 J elektrische energie aan het lampje gegeven. De hoeveelheid warmte die tijdens het opladen en ontladen ontwikkeld is, is dan:

1. 200 J
2. 400 J
3. 600 J
4. 1000 J

Een rekenmachine heeft een vermogen van 0,8 W en staat gedurende 12 minuten aan. Wat is de elektrische energie die verbruikt is?

1. 0,48 J
2. 0,16 J
3. 0,8 J
4. 8,0 J