Voorzetsels met de 3e naamval + der/ein-groep

Ziel heute
neue Grammatik + Wiederholung
1 / 24
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Ziel heute
neue Grammatik + Wiederholung

Slide 1 - Slide

Voorzetsels met de 3e naamval

Slide 2 - Mind map

Slide 3 - Video

Voorzetsels 3e naamval

Slide 4 - Slide

Voorzetsels van de 3e naamval

Staat één van deze woorden onmiddelbaar voor de spatie in een oefenzin, moet (!) jij de derde naamval toepassen.

Slide 5 - Slide

Voornaamwoorden
NL

ik
jij
hij
zij
het
Du 1e nv

ich
du
er
sie
es
Du 3e nv

mir
dir
ihm
ihr
ihm

Slide 6 - Slide

Voornaamwoorden
NL

wij
jullie
zij
u
Du 1e nv

wir
ihr
sie
Sie
Du 3e nv

uns
euch
ihnen
Ihnen

Slide 7 - Slide

du
Ich bin nach ... an der Reihe
A
du
B
dir
C
dich

Slide 8 - Quiz

sie (mv)
Für ... ist das doch kein Problem.
A
sie
B
ihnen
C
ihr

Slide 9 - Quiz

Sie
Ich hoffe bald von ... zu hören.
A
Sie
B
Ihnen
C
Ihr

Slide 10 - Quiz

ich
Kommst du mit ... ins Schwimmbad?
A
ich
B
mir
C
mich

Slide 11 - Quiz

- Ich fahre morgen zu meinen Freunden (mv).
- Er hatte noch eine Kopie von dem Brief (m). 
- Er hat die Pizza(v) gegessen.

Slide 12 - Slide

Kijk goed naar de onderstaande zin. 
De oefenzin ziet er als volgt uit:
Der Vater kauft mit (zijn).............. Tochter einen Koffer.

Uitgewerkt staat er dan: 
Der Vater kauft mit seiner Tochter einen Koffer.
(De vader koopt met zij dochter een koffer.)

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Het lidwoord van de ein-groep krijgt in de 1e naamval een -e als uitgang als het zelfstandig naamwoord.... is
A
mannelijk en onzijdig
B
vrouwelijk en onzijdig
C
onzijdig en meervoud
D
vrouwelijk en meervoud

Slide 15 - Quiz

mannelijk 3e naamval der
A
den
B
dem
C
der

Slide 16 - Quiz

wanneer krijgt het zelfstandig naamwoord een extra -n?
A
bij 3e naamval meervoud
B
bij 3e naamval vrouwelijk
C
bij 3e naamval onzijdig
D
3e naamval mannelijk

Slide 17 - Quiz

Erklärung ist:  

bei, von en zu kunnen worden samengetrokken met der en dem:


bei dem   = beim

von dem = vom

zu dem   = zum

zu der    = zur 



Slide 18 - Slide

Vor dem wordt...

Slide 19 - Open question

Zu der wordt

Slide 20 - Open question

Bei dem wordt

Slide 21 - Open question

Zu dem wordt

Slide 22 - Open question

Slide 23 - Video

Lernziele
  • Was hast du heute gelernt?



Slide 24 - Slide