This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 75 min
Items in this lesson
KM2A
Welkom!
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Pak je boek erbij!
Ga naar blz 38-39
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Video
Hoe betaal jij meestal?
Slide 7 - Open question
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Welke munten en bankbiljetten zijn er?
Slide 10 - Open question
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Om welke vorm van geld gaat het hier? Kies giraal of chartaal
Sleep het begrip naar de juiste zin.
Je koopt een hoesje voor je Ipad. Bij de kassa betaal je met muntgeld € 15.
Dahli koopt online een paar nieuwe sieraden.
Leon koopt een cadeautje. Hij betaalt met een briefje van dertig euro.
Een vriend van Ruben koopt een nieuwe game in de Playstation store. Hij betaalt met iDeal.
Evy baalt, ze heeft nog maar € 2 op haar bankrekening staan.
niet gebruikt
Chartaal
Giraal
Giraal
Giraal
Chartaal
Chartaal
Slide 14 - Drag question
Je brengt je verjaardagsgeld naar de bank om op je betaalrekening te zetten, Neemt het chartaal geld dan af?
Slide 15 - Open question
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Je hebt €20,- op je bankrekening. Je koop hiervan boodschappen van €12,- bij de supermarkt. In de avond krijg je nog €5,- zakgeld van je ouders. Hoeveel is nu je saldo?
Slide 19 - Open question
Ga maken!
opdracht 1, 2, 3, 4, 5 en 6 (blz 38)
timer
1:00
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
Is dit directe ruil of indirecte ruil?
Indirecte ruil
Directe ruil
je koopt een nieuwe telefoon. Je betaalt hem meteen.
Je vader koopt op marktplaats een auto. Hij betaalt he via de bank.
Je krijgt van je vriend een fiets en geeft hem er een PlayStation voor terug.