This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 75 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Om welke vorm van geld gaat het hier? Kies giraal of chartaal
Sleep het begrip naar de juiste zin.
Je koopt een hoesje voor je Ipad. Bij de kassa betaal je met muntgeld € 15.
Dahli koopt online een paar nieuwe sieraden.
Leon koopt een cadeautje. Hij betaalt met een briefje van dertig euro.
Een vriend van Ruben koopt een nieuwe game in de Playstation store. Hij betaalt met iDeal.
Evy baalt, ze heeft nog maar € 2 op haar bankrekening staan.
niet gebruikt
Chartaal
Giraal
Giraal
Giraal
Chartaal
Chartaal
Slide 5 - Drag question
Wat is geen geldfuncties?
A
Rekenmiddel
B
rentemiddel
C
Spaarmiddel
D
Ruilmiddel
Slide 6 - Quiz
Is dit directe ruil of indirecte ruil?
Indirecte ruil
Directe ruil
je koopt een nieuwe telefoon. Je betaalt hem meteen.
Je vader koopt op marktplaats een auto. Hij betaalt he via de bank.
Je krijgt van je vriend een fiets en geeft hem er een PlayStation voor terug.
Slide 7 - Drag question
Sleep de plaatjes naar de juiste vakkken.
Directe ruil
Indirecte ruil
Slide 8 - Drag question
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Piet heeft op 31 januari €550,- op zijn rekening staan. Hij heeft op 4 januari een tafel gekocht van €250,-. Op 20 januari heeft hij zijn loon gekregen (€300,-) Wat was zijn saldo op 1 januari?
Slide 13 - Open question
Maak 3.1 af
maak dus de laatste opdrachten
12 en 13 (blz 73)
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Video
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Een normale spaarrekening heeft een hoger rente dan een spaardeposito
A
waar
B
niet waar
Slide 18 - Quiz
Slide 19 - Slide
Bereken de enkelvoudige rente na 2 jaar sparen: €1000 op de rekening tegen 2% rente.
A
€ 40,00
B
€ 120,00
C
€ 60,00
D
€ 100,00
Slide 20 - Quiz
Slide 21 - Slide
Spaarrekening: € 1.500 1,2% rente Hoeveel (enkelvoudige) rente ontvang je na 3 jaar?