This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Bienvenue
à la classe de français:
destination vacances
Slide 1 - Slide
Doelen- en toetsoverzicht periode 2
1. spreekvaardigheid: échange Bruxelles: ik kan in een vlog over mezelf vertellen én vragen naar de ander
2. kijk- en luister: ik kan in mijn eigen woorden navertellen wat er gezegd wordt in een gesprek over reizen, doordat ik woorden in het thema 'reizen' herken.
3. kennistoets (onderwerp: reizen): ik kan de passé composé gebruiken voor regelmatige werkwoorden -ir, -er en -re én avoir, être, faire en prendre
4. kennistoets (onderwerp: reizen): ik kan het lijdend voorwerp vervangen door le, la l' of les (=bonus)
5. idioomtoetsen: ik kan woorden en zinnen die te maken hebben met het thema 'reizen' vertalen en gebruiken
1. vlog (zie Learnbeat)
(vr 19 nov)
2. kijk- en luistertoets (vr 10 dec)
3. GL3D/ LB extra
4. GL3H/ LB extra
5. GL3ABEF
(SO do 9 dec)
SO doelencheck 3, 4, 5
REPETITIE doel 3, 4, 5
(toetsweek)
Slide 2 - Slide
Wat doen we vandaag?
doel 3 t/m 5
proef'toets'
Slide 3 - Slide
La compétition entre les groupes
Slide 4 - Slide
le poulet
la girafe
le canard
le cheval
l'oiseau
Jesse
Ammely
Janiek
Timon
Lisa
Carlos
Zoë
Ruth
Noa
Milan
Hadassah
Rebecca
Amber
Tim
Salomé
Sifra
Sanne
Sophie
Roos
Thomas
Chris
Eva
Nieuwe groepjes, zelfde afspraken ;-)
Slide 5 - Slide
doel 3
Kennistoets (onderwerp: reizen):
ik kan de passé composé gebruiken voor regelmatige werkwoorden -ir, -er en -re én avoir, être, faire en prendre
Slide 6 - Slide
Zet in in de passé composé (regelmatig -er)
Vous ______ ________ (retrouver) vos billets de train.
A
a retrouvé
B
avez retrouver
C
retrouvé
D
avez retrouvé
Slide 7 - Quiz
Zet in in de passé composé (regelmatig -ir)
(finir) Ma soeur ______ ________ un cours
A
a fini
B
avez finir
C
a finé
D
as fini
Slide 8 - Quiz
Zet in in de passé composé (regelmatig -re)
(attendre) Vous ______ ________ longtemps?
A
a attendre
B
avez attendu
C
avez attendé
D
attendu
Slide 9 - Quiz
doel 4
Kennistoets (onderwerp: reizen):
Ik kan het lijdend voorwerp vervangen door le, la l' of les
Slide 10 - Slide
On prend le métro pour visiter Paris?
A
on le prend
B
on la prend
C
on les prend
D
on l'prend
Slide 11 - Quiz
doel 5
Kennistoets (onderwerp: reizen):
Ik kan woorden en zinnen die te maken hebben met het thema 'reizen' vertalen en gebruiken
Slide 12 - Slide
Nos vacances à Brest vont (beginnen) ________________
Slide 13 - Open question
Lucie va à Gap. C'est dans le ___________ de la France
A
le ticket
B
le sud
Slide 14 - Quiz
Waar ga je heen?
Slide 15 - Open question
Au travail:
les devoirs
Faire:
Grandes Lignes 3H: exercices 29, 30,abc, 31, 32ab
oefen de toets m.b.v. Learnbeat/ slim stampen/ online opdrachten