Semana 23 Unidad 2 Lección 3 ¿Quedamos el domingo?

                                 ¡HOLA! ¿QUÉ TAL?
1 / 25
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

                                 ¡HOLA! ¿QUÉ TAL?

Slide 1 - Slide

Objetivos Doelen
En esta clase... In deze les...

1. ... habláis sobre el ocio en la ciudad praten jullie over vrije tijd in de stad
2. ... quedáis con alguien para hacer una actividad spreken jullie met iemand af om een activiteit te doen


Slide 2 - Slide

¿Quieres quedar conmigo?
Met wie spreek jij in je vrije tijd graag af? Vrienden? Familie? Buren?
Wat vind je dan leuk om met diegene(n) te doen?


quedar = afspreken
quedar con... = afspreken met... 
quedar en... = afspreken bij...
conmigo  = met mij

Slide 3 - Slide

¿Quedamos el domingo?
LT p. 30 ej. 1
Bekijk de kaart. We bespreken met elkaar in welke straten (calles) en op welke pleinen (plazas) je de volgende dingen kunt doen. Zie in je schrift de opdracht van vorige week.

ir a una tienda de ropa - ir a un mercado - ir en bicicleta - ir a comer *perritos calientes (*hotdogs) - visitar un monumento
                                                                                                    En la Plaza/calle ... puedes ...

Slide 4 - Slide

¿Quedamos el domingo?
LT p. 30 ej. 2
Luister naar het gesprek. Pablo wil graag met Lucas naar de straatmuzikanten (músicos callejeros) en naar de schilderworkshops (talleres de pintura).

a. Wanneer wil Pablo daar naartoe met Lucas?
b. Accepteert Pablo het voorstel van Lucas? 
c. Op welke dag en tijd gaan ze uiteindelijk samen iets doen?

Slide 5 - Slide

Los días de la semana


De dagen van de week:

¡Juego de clase!

Slide 6 - Slide

Los días de la semana
El lunes Op maandag, één specifieke maandag
Los lunes Op de maandagen, dus elke maandag

El lunes voy al dentista. // Los lunes tengo matemáticas.

Por la mañana/tarde/noche In de ochtend/middag/avond
Al mediodía Tussen de middag

Slide 7 - Slide

¿Quedamos el domingo?
LT p. 30 ej. 3 
Vul de geel gearceerde uitdrukkingen op de juiste plek van de tabel in. Met deze uitdrukkingen kun je een afspraak maken met iemand om een activiteit te doen.


Voorstellen
Accepteren
Weigeren
Verontschuldigen

Slide 8 - Slide

¿Quedamos el domingo?
LT p. 30 ej. 3 





Vul het schema aan met nog meer woorden/zinnen uit de woordenlijst.
Voorstellen
Accepteren
Weigeren
Verontschuldigen
- ¿Te apetece...?
- ¿Por qué no quedamos...?
- ¿Quieres quedar conmigo?
- ¡Vale, genial!
- ...
- No puedo, es que...
- ...
- Lo siento, es que...
- ...

Slide 9 - Slide

¡A trabajar! Aan het werk!


LE p. 40 ej. 5
LE p. 42 ej. 9

Klaar? Bestudeer het ww. recomendar 
en maak LE p. 39/2 en LE p. 41/6

Slide 10 - Slide

Controlar los objetivos
Even checken of de lesdoelen zijn behaald.

Pak de kaart van Zaragoza erbij in je LT op p. 30.
Doe je klasgenoot een voorstel om ergens naartoe te gaan (hierbij hoeft nog geen dag of tijd). 
Hij/zij moet jouw voorstel accepteren of weigeren.



Slide 11 - Slide

Deberes Huiswerk
Hacer y corregir: LE p. 40 ej. 5
Estudiar: Woordenlijst "Quedar con alguien - Met iemand afspreken" 

Slide 12 - Slide

¡Hasta luego!

Slide 13 - Slide

                                 ¡HOLA! ¿QUÉ TAL?

Slide 14 - Slide

Objetivos Doelen
En esta clase... In deze les...

1. ... le recomendáis una actividad a alguien raden jullie iemand een activiteit aan
2. ... quedáis con alguién para hacer una actividad spreken jullie met iemand af om een activiteit te doen


Slide 15 - Slide

Weet je dit (nog)?

Slide 16 - Slide

Los días de la semana


De dagen van de week:

Slide 17 - Slide

Los días de la semana
El lunes Op maandag, één specifieke maandag
Los lunes Op de maandagen, dus elke maandag

El lunes voy al dentista. - Los lunes tengo matemáticas.

Por la mañana/tarde/noche In de ochtend/middag/avond
Al mediodía Tussen de middag

Slide 18 - Slide

A las / A la Om... + een tijd
A la gebruik je als daarachter 'una' komt.
> A la una y media tengo (clase de) Inglés.
> A la una hago mis deberes.

Anders gebruik je A las.
> A las nueve y veinte tengo (clase de) español.
> A las seis cenamos*.


* cenar  = avondeten

Slide 19 - Slide

Quedar con alguien

Pak nogmaals de kaart van Zaragoza erbij in je LT op p. 30.
Doe je klasgenoot een voorstel om ergens naartoe te gaan (nu mét dag en tijd). 
Hij/zij moet jouw voorstel accepteren of weigeren.



Slide 20 - Slide

El verbo "recomendar"
Het werkwoord "recomendar" betekent "aanbevelen".
In de vervoeging van het werkwoord zit een klinkerwisseling (e wordt ie).

yo                           recomiendo
tú                            recomiendas
él, ella, usted     recomienda
nosotros/-as     recomendamos
vosotros/-as     recomendáis
ellos, ellas          recomiendan

Slide 21 - Slide

El verbo "recomendar"
Het werkwoord "recomendar" wordt gebruikt met een meewerkend voorwerp.

¿Qué me recomiendas?                                                     Wat beveel je me aan?
Te recomiendo ir al mercado.                                          Ik beveel je aan om naar de markt te gaan.
(A mi madre) le recomiendo ir a la playa.                   Ik beveel (mijn moeder) haar aan om naar het                                                                                                             strand te gaan. 
(A mi amigo) le recomendamos ver una peli.          We raden (onze vriend) hem aan om een film te                                                                                                         kijken.

Slide 22 - Slide

¡A trabajar! Aan het werk!

LE p. 39-41 ej. 2,3,4,6.

Slide 23 - Slide

Deberes Huiswerk
Hacer y corregir: LE p. 39-41 ej. 2,3,4,6.
 
Estudiar: Aantekening recomendar

Slide 24 - Slide

¡Hasta luego!

Slide 25 - Slide