This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Herhaling tabellen en grafieken
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Je kunt tabellen op een juiste manier maken
Je kunt grafieken op een juiste manier maken
Je kunt informatie uit een verhaaltje verwerken in een tabel en grafiek
Slide 2 - Slide
Hoe heet de as in een grafiek die van boven naar beneden gaat?
A
Horizontale as
B
Verticale as
C
Assenstelsel
D
Grafiek
Slide 3 - Quiz
Wat wordt er met de letter A aangegeven op de afbeelding?
A
Kolom
B
Rij
C
Grafiek
D
Tabel
Slide 4 - Quiz
Nut van tabellen en grafieken
Gegevens overzichtelijk
Informatie vinden makkelijk
Verbanden overzichtelijk
Slide 5 - Slide
Een tabel maken
Stap 1
Maak een lege tabel.
Maak de meest linker vakjes groter
Stap 2
Zet in dit vakje Tijd in ..
Op de puntjes komt: dagen, uren, minuten
Afhankelijk van de opdracht
Stap 3
Vul de gegevens in die bij de tijd horen
Stap 4
Schrijf de naam op van wat je meet
Bijvoorbeeld: Lengte, aantal
Stap 5
Vul de gemeten gegevens in, in de juiste hokjes
Slide 6 - Slide
Je houdt elke dag bij hoeveel eieren zijn uitgekomen.
Op dag 1 komt geen enkel ei uit.
Op dag 2 komen 3 eieren uit.
Op dag 4 komen 2 eieren uit.
Op de 5e dag komt er nog 1 ei uit.
Op de 6e dag komt geen enkel ei uit.
Zet deze gegevens juist in de tabel
1 2 3 4 5 6
Tijd (dagen)
Aantal eieren uitgekomen
0
3
5
6
3
Tijd (uren)
Dagen (tijd)
1
2
2
6
4
Slide 7 - Drag question
Een grafiek maken
Stap 1
Gebruik de eerder gemaakte tabel of maak een tabel
De tabel gebruik je bij alle volgende stappen
Stap 2
Maak het assenstelsel.
Gebruik de tabel om de assen in te delen (bereik).
Maak de stapgrootte steeds hetzelfde!
Stap 3
Geef de X-as een aslabel
Dit is meestal de tijd uit je tabel
Stap 4
Geef de Y-as een aslabel
Dit is de onderste rij gegevens uit je tabel
Stap 5
Gebruik de tabel om kruisjes op de juiste plekken te zetten
Stap 6
Teken een lijn door de kruisjes van stap 5.
Dit is je grafiek
Slide 8 - Slide
Regels
Gebruik een grafiekpapier voor het maken van een grafiek; bij voorkeur millimeter papier om je grafiek te tekenen.
Geef je grafiek een titel. Iemand die je grafiek bekijkt moet meteen begrijpen wat er in de grafiek wordt weergegeven.
Zet op de horizontale as (X-as) de oorzaak (oftewel datgene wat je zelf gevarieerd hebt) en op de verticale as (de Y-as) het gevolg, de afhankelijke (oftewel datgene wat je gemeten hebt).
Vermeld bij beide assen duidelijk de informatie
Teken de meetpunten als duidelijke punten in je assenstelsel. Vaak wordt een kruisje gebruikt, zodat de punten ook zichtbaar blijven na het trekken van de lijn.
Teken de lijn van de grafiek. Dit is bij de meeste proeven een vloeiende lijn, waarbij je geen liniaal gebruikt. Als de meetpunten niet mooi op 1 lijn liggen, trek je de meest logische lijn tussen de punten door. (Bij biologie heb je altijd onnauwkeurigheden in de metingen, vandaar dat je nooit honderd procent zeker bent van een meetpunt).
Slide 9 - Slide
Welke fout is gemaakt bij deze grafiek?
Slide 10 - Open question
Werken
Werk 20 minuten zelfstandig aan de opdrachten
Het stoplicht staat de eerste 10 minuten op rood en wordt vervolgens oranje
timer
20:00
Slide 11 - Slide
Bespreken
Slide 12 - Slide
Afsluiting
Je kunt tabellen op een juiste manier maken
Je kunt grafieken op een juiste manier maken
Je kunt informatie uit een verhaaltje verwerken in een tabel en grafiek