This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Theorieles Specifiek
Blok 1.6 - les 4
Slide 1 - Slide
Deze les
Proeftoets
Slide 2 - Slide
Welke stelling is juist?
A
De musculus temporalis loopt vanaf de jukboog aan de buitenzijde van de mandibula naar de kaakhoek
B
De musculus temporalis is een waaiervormige spier en loopt achter de jukboog langs naar de onderkaak
C
De musculus temporalis loopt van het os sphenoidale naar de processus condylaris en het kaakgewricht
D
De musculus temporalis loopt van de maxilla naar de binnenzijde van de onderkaak
Slide 3 - Quiz
Waar zorgt de musculus masseter voor?
A
sluiten van de mond en de kauwdruk bepalen
B
sluiten van de mond en de onderkaak naar voren bewegen
C
onderkaak naar voren bewegen
D
sluiten van de mond en de onderkaak naar achteren bewegen
Slide 4 - Quiz
Waar bevinden zich de suprahyoïdale spieren?
A
in de bovenkaak
B
in het kaakgewricht
C
boven het tongbeen
D
onder het tongbeen
Slide 5 - Quiz
Welke spieren bepalen de vorm van de tong tijdens het kauwproces en het spreken?
A
suprahyoïdale spieren
B
extrinsieke tongspieren
C
intrinsieke tongspieren
D
infrahyoïdale spieren
Slide 6 - Quiz
Welke spier span je aan als je een kus geeft?
A
musculus buccinator
B
musculus masseter
C
musculus digastrictus
D
musculus orbicularis oris
Slide 7 - Quiz
Hoeveel paar hersenzenuwen heeft de mens?
A
8
B
10
C
12
D
14
Slide 8 - Quiz
Welke zenuw stuurt de mimische spieren aan?
A
nervus facialis
B
nervus maxillaris
C
nervus mandibularis
D
nervus mentalis
Slide 9 - Quiz
Wanneer kan lachgas-sedatie niet worden toegepast bij een patiënt?
A
Wanneer de patiënt gespannen is
B
Wanneer de patiënt niet door de neus kan ademen
C
Wanneer de deuren in de praktijk open staan
D
Wanneer de patiënt bij bewustzijn is
Slide 10 - Quiz
Wat is een nadeel van een vasoconstrictor?
A
diepe werking
B
lange werking
C
weinig vloeistof nodig
D
stijging van de bloeddruk
Slide 11 - Quiz
Een patiënt komt voor het vullen van de 11 buccaal, welke verdoving wordt er gegeven?
A
infiltratieanesthesie
B
geleidingsanesthesie
C
oppervlakteanesthesie
D
intraligamentaire anesthesie
Slide 12 - Quiz
Welke zenuw wordt er verdoofd bij een mandibulair blok?
A
n. alveolaris inferior
B
n. alveolaris supperior
C
n. maxillaris
D
n. mentalis
Slide 13 - Quiz
Welk materiaal zet de odontoblasten aan tot het vormen van tertiair dentine?
A
glasionomeer
B
calciumhydroxide
C
composiet
D
compomeer
Slide 14 - Quiz
Hoeveel wortels en kanalen heeft de 16?
A
2 wortels en 2 kanalen
B
2 wortels en 3 kanalen
C
3 wortels en 3 kanalen
D
3 wortels en 4 kanalen
Slide 15 - Quiz
Een patiënt klaagt over pijn bij warm en koud maar vooral koud is pijnlijk, op de röntgenfoto zijn geen afwijkingen zichtbaar. Waar heeft deze patiënt last van?
A
vitale pulpa
B
necrotische pulpa
C
reversibele pulpitis
D
irreversibele pulpitis
Slide 16 - Quiz
Welk instrument zie je bij de letter d?
A
extirpatienaald
B
lentulonaald
C
ruimer
D
hedström vijl
Slide 17 - Quiz
Het wortelvlies vangt krachten op als een schokbreker, dit noemen we ook wel de............. van het wortelvlies
A
fysische functie
B
sensorische functie
C
voedende functie
D
vormende functie
Slide 18 - Quiz
Met welke benaming kun je de complexiteit van een wortelkanaalbehandeling aangeven?
A
apa score
B
endo score
C
DETI-score
D
NAW score
Slide 19 - Quiz
Welke code declareer je als je in de weekenddienst een element met 1 wortelkanaal opent en dus niet af gaat maken?
A
E77 Initiele wortelkanaalbehandeling, eerste kanaal
B
E13 wortelkanaalbehandeling per element met 1 kanaal