M1A - Chapitre 3 - C en D

Aujourd'hui
Contrôle des devoirs
Bespreken B & Phrases-Clés C
Werkwoord être
Toets bespreken




Les buts: 
- je kunt de kloktijden gebruiken
- je kunt vertellen over school
- je kunt het werkwoord être gebruiken
1 / 24
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Aujourd'hui
Contrôle des devoirs
Bespreken B & Phrases-Clés C
Werkwoord être
Toets bespreken




Les buts: 
- je kunt de kloktijden gebruiken
- je kunt vertellen over school
- je kunt het werkwoord être gebruiken

Slide 1 - Slide




les heures



Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Het is 9 uur:
Il est neuf heures.

Het is kwart over 9:
Il est neuf heures et quart.

Het is half 9:
Il est huit heures et demie

Het is kwart voor 9:
Il est neuf heures moins le quart

Slide 4 - Slide

Il est huit heures et quart.
A
Het is 8 uur.
B
Het is 10 over 8.
C
Het is kwart over 8.
D
Het is kwart voor 8.

Slide 5 - Quiz

Il est cinq heures et demie.
A
Het is half 5.
B
Het is 5 uur.
C
Het is kwart over 5.
D
Het is half 6.

Slide 6 - Quiz

Il est midi.
A
Het is middag.
B
Het is 12 uur 's middags.
C
Het is tijd.
D
Het is 12 uur 's nachts.

Slide 7 - Quiz

Nakijken B en C
blz. 104

Slide 8 - Slide

Wat is een juist antwoord op de vraag:
'Tu es en quelle classe?'
A
Je suis en cinquième
B
J'ai l'anglais et les maths

Slide 9 - Quiz

Welke vraag past bij het antwoord:
'Il est neuf heures et demie'.
A
Il a douze ans?
B
Quelle heure est-il?

Slide 10 - Quiz

Wat past ook?
'Le lundi, j'ai les maths et l'anglais'
A
Le lundi, j'ai l'histoire et le français
B
Le lundi, j'ai une grande famille.

Slide 11 - Quiz

être = zijn
de vormen van het
onregelmatige ww. être

Slide 12 - Slide

Être =  zijn
Ik ben
Je suis
Jij bent
Tu es
Hij/zij/men is
Il/elle/on est
Wij zijn
Nous sommes
Jullie zijn
U bent
Vous êtes
Zij zijn
Ils/elles sont

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Video

Je ... (être)
A
suis
B
es
C
est
D
sont

Slide 16 - Quiz

Vul de juiste vorm van être in:
Tu ________ (être)
A
suis
B
es
C
êtes
D
sommes

Slide 17 - Quiz

Vul de juiste vorm van être in:
Nous ________ (être)
A
suis
B
es
C
êtes
D
sommes

Slide 18 - Quiz

Vul de juiste vorm van être in:
La fille ________ (être)
A
suis
B
est
C
êtes
D
sommes

Slide 19 - Quiz

Je ________ (être) en cinquième.
A
suis
B
es
C
est
D
sommes

Slide 20 - Quiz

Zij zijn
Ik ben 
Wij zijn
Jullie zijn
Zij is 
Elle est
Nous sommes
Je suis
Vous êtes
Elles sont

Slide 21 - Drag question

j'
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Combineer de juiste vorm van 'avoir' met het onderwerp
Hoe ging het werkwoord AVOIR ook weer?
ai
as
a
avons
avez
ont

Slide 22 - Drag question

Prononciation
vocabulaire A et B

Slide 23 - Slide

Au travail!
Fais exercices 16 - 19

Slide 24 - Slide