Morfemen

morfemen 

- uitleg morfemen: hoe zitten woorden in elkaar?
Kern: Taalverzorging C1 
herhaling theorie en vragen

1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

morfemen 

- uitleg morfemen: hoe zitten woorden in elkaar?
Kern: Taalverzorging C1 
herhaling theorie en vragen

Slide 1 - Slide

p. 298 - 

Slide 2 - Slide

Morfemen
Kleinste eenheid van een taal met een zelfstandige betekenis en/of grammaticale functie. 

- kan een heel woord zijn
- kan een deel van het woord zijn

huis           huis-deur         huis-deur-tje    

Slide 3 - Slide

Wat is het verschil tussen een lettergreep en een morfeem?
morfeem --> gerelateerd aan de betekenis en structuur van een woord

lettergreep --> gerelateerd aan de uitspraak van een woord

voorbeeld:
hondenhok
3 lettergrepen = hon-den-hok
3 morfemen = hond-en-hok

Slide 4 - Slide

2 categorieën morfemen 
vrije morfemen: een morfeem dat in zijn eentje een woord vormt en niet opgesplitst kan worden (boek: lexicale elementen)
vb. doen in ontdoen, schoon in schoonheid

gebonden morfemen: een morfeem dat niet zelf kan functioneren en alleen voorkomt in combinatie met andere morfemen (boek: niet-lexicale elementen)
vb. ont- in ontdoen, -heid in schoonheid

Slide 5 - Slide

Samenstelling
Twee vrije morfemen vormen samen een nieuw woord, waarbij het tweede deel de kern is

herfst-storm
land-kaart
voet-bal

Slide 6 - Slide

3 categorieën gebonden morfemen:
affixen
- prefix: vooraan een woord
vb. prehistorie
- suffix: achteraan een woord
vb. ouderschap
- circumfix: om een woord heen
vb. gefietst

Affix: 'Fix' komt van het Latijnse woord 'figere', wat 'hechten' betekent. Dit gebonden morfeem wordt dus als het ware 'gehecht' aan een ander woordonderdeel, waardoor de betekenis van dat vrije woordonderdeel verandert.

Slide 7 - Slide

Bedenk nu zelf woorden
- iets wat je gister hebt gedaan (met een circumfix)
- een positief woord (met een affix)
- een negatief woord (met een suffix)
- een woord dat met school te maken heeft (2 vrije morfemen + suffix)

Op de volgende pagina's kunnen jullie de antwoorden invoeren

Slide 8 - Slide

iets wat je gister hebt gedaan (met een circumfix)

Slide 9 - Open question

een positief woord (met een affix)

Slide 10 - Open question

een negatief woord (met een suffix)

Slide 11 - Open question

een woord dat met school te maken heeft verdeeld in morfemen met affixen.

Slide 12 - Open question

Belang van affixen
1. afleidingen: gebonden morfeem wordt aan een vrij morfeem toegevoegd. Er ontstaat een nieuw woord.
land + -ing = landing (suffix)
on- + recht = onrecht (prefix)
on- + geloof + -lijk = ongelooflijk (circumfix)

2. verbuigen: woorden die van vorm veranderen (znw, bijv.nw, bw)
jongen --> jongens
goedkoop --> goedkope

3. vervoegen: werkwoorden die van vorm veranderen
lopen
loopt
gelopen



Slide 13 - Slide

Even alles op een rijtje..
morfeem: kleinste eenheid van een taal met een zelfstandige betekenis en/of grammaticale functie. 
vrije morfemen (kunnen zelfstandig voorkomen en gebonden morfemen (kunnen niet zelfstandig voorkomen)
gebonden morfemen bestaan uit affixen: prefix, suffix, circumfix

4 morfologische procedures:
1. vormen van samenstellingen: Twee bestaande woorden vormen samen een nieuw woord, waarbij het tweede deel de kern is.

2. vormen van afleidingen: Een gebonden morfeem wordt aan een bestaand woord toegevoegd en vormt zo een nieuw woord.

3. verbuigingen: Een gebonden morfeem wordt aan een bestaand woord toegevoegd, (net als bij een afleiding), maar vormt geen nieuw woord. Van verbuigingen is sprake bij de vergrotende en de overtreffende trap, bij een bijvoeglijk naamwoord, bij meervoudsvormen en zelfstandige naamwoorden.

 .4 vervoegingen: vervoegen van werkwoorden


Slide 14 - Slide

Hoeveel morfemen tellen de volgende woorden?

Schrijf de morfemen op en vermeld erbij of het een vrij of gebonden morfeem is.

ongrijpbaar
luguber
emmertje
bureaustoel
onweer
rondleiding
wandelaars
examenperiode
gewandeld

Slide 15 - Slide

Klaar?

Antwoorden staan op de volgende slide

Slide 16 - Slide

ongrijpbaar
on – gebonden (circumfix)
grijp - vrij
baar – gebonden (circumfix)
luguber
luguber - vrij
emmertje
emmer - vrij
tje – gebonden (suffix)
bureaustoel
bureau – vrij
stoel – vrij




ongrijpbaar
on – gebonden (circumfix)
grijp - vrij
baar – gebonden (circumfix)

luguber
luguber - vrij

emmertje
emmer - vrij
tje – gebonden (suffix)

bureaustoel
bureau – vrij
stoel – vrij

onweer
on - gebonden (prefix)
weer - vrij




rondleiding
rond – vrij
leid – vrij
ing – gebonden (suffix)

wandelaars
wandel – vrij
aar – gebonden (suffix)
s – gebonden (suffix)

examenperiode
examen – vrij
periode – vrij

gewandeld
ge – gebonden (circumfix)
wandel – vrij
d – gebonden (circumfix)



Slide 17 - Slide