- aanleiding, oorzaak (direct en indirect) en gevolg (bedoeld en onbedoeld) kunnen onderscheiden;
- bruikbaarheid van bronnen kunnen uitleggen (betrouwbaarheid en representativiteit);
- informatie uit bronnen kunnen halen;
- feiten en meningen kunnen onderscheiden;
- verandering en continuïteit kunnen onderscheiden.
- rekening houden dat gedrag en ideeën van mensen bepaald worden door hun tijd, plaats en achtergrond (standplaatsgebondenheid)
- chronologie kunnen aangeven