This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Par. 2: Water in beweging
1.3 De zon als motor: luchtdruk en wind
Slide 1 - Slide
Wat is een isotherm?
A
Lijnen die plaatsen met een geljke temperatuur met elkaar verbinden
B
een soort luchtstreek
C
de grens voor de tropen
D
de lijn waarboven het te koud is voor de boomgroei
Slide 2 - Quiz
Wat is de juiste omschrijving van breedteligging?
A
Grote gebieden die qua klimaat hetzelfde zijn
B
Hoek die de zonnestralen maken met het aardoppervlak
C
De ligging van een plaats ten opzichte van de evenaar in graden
D
Zone op aarde die ingedeeld is in temperatuur
Slide 3 - Quiz
Hoe hoger de breedteligging, hoe warmer het wordt.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 4 - Quiz
In Spanje is het warmer dan in Nederland doordat de zoninvalshoek in Spanje:
A
Langer is
B
Korter is
C
Groter is
D
Kleiner is
Slide 5 - Quiz
In de staat Utah in de Verenigde Staten is in augustus 2021 een wielerwedstrijd gehouden. De wielrenners begonnen op 1.000 meter hoogte bij een temperatuur van 34 graden Celsius. De finish lag op 3.000 meter hoogte. Wat was de temperatuur bij de finish?
A
14 graden Celsius
B
22 graden Celsius
C
28 graden Celsius
D
40 graden Celsius
Slide 6 - Quiz
Door welk klimaatfactor is de temperatuur in januari aan de kust lager?
A
Breedteligging
B
Hoogteligging
C
Afstand tot de zee
D
Geen van deze
Slide 7 - Quiz
Waarom ligt er in Zwitserland vaker sneeuw dan in Nederland?
Waarom ligt er in Finland vaker sneeuw dan in Nederland?
Waarom ligt er in Polen vaker sneeuw dan in Nederland?
Welke temperatuurfactor speelt een rol?
Hoogteligging
Breedteligging
Afstand tot zee
Slide 8 - Drag question
Luchtdruk
Luchtdruk = De kracht die het gewicht van de lucht in de atmosfeer op een oppervlak uitoefent.
Barometer (Hectopascal (hPa))
hoge luchtdruk > 1013 hPa
lage luchtdruk < 1013 hPa
Luchtdruk en wind
Isobaren
Isobaar = Lijn die plaatsen met gelijke luchtdruk met elkaar verbindt.
Slide 9 - Slide
Luchtdrukgebieden
Je kan op basis van de luchtdruk een onderscheid maken tussen twee gebieden:
Lagedrukgebieden: onder de 1013 hPa (=hecto Pascal) of millibar.
Hogedrukgebieden: boven de 1013 hPa
Slide 10 - Slide
Lagedrukgebied/ minimum
Lucht gaat hier altijd omhoog (o.a. omdat het hier vaak warm is)
Veel neerslag
Depressie ( zie figuur 11 )
Lucht moet altijd aangevuld worden, dit komt van gebieden met een hoge luchtdruk(Wind)
Liggen Isobaren dicht op elkaar dan is er veel wind!!!
Slide 11 - Slide
Hogedrukgebied/Maximum
Hier gaat de lucht weer naar beneden, bewolking verdwijnt. (dus weinig neerslag) Ezelsbruggetje hoog rijmt op droog
In de zomer erg warm, in de winter heel erg koud
Weinig wind, hoge druk vult lage druk namelijk weer aan.