Kun je het leerdoel uit de planner beantwoorden?
Het interbellum (1919-1939) was in Europa een tijd van massapropaganda en massaorganisaties. In de totalitaire staten als de Sovjet-Unie, Italië, Nazi-Duitsland en Spanje was de propaganda alomtegenwoordig en moest iedereen lid worden van massaorganisaties (wij-zij). Waarom waren propaganda, massaorganisaties en communicatiemiddelen cruciaal voor totalitaire staten?