Module 2 schuifvragen

Module schuifvragen
1 / 38
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 5,6

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Module schuifvragen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

        Leerdoelen
Je weet wat de geologische tijdschaal is.
Je kunt de geologische geschiedenis van de aarde in grote lijnen beschrijven.
Je kunt uitleggen wat het actualiteitsprincipe is.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

geologische tijdschaal

paleogeografie

geomorfologie

actualiteitsprincipe

Indeling van de 4,6 miljard jaar durende geschiedenis van de aarde in vier grote tijdperken en meerdere perioden.
Onderzoek naar de bewegingen van de aardplaten en het ontstaan van gebergten en oceanen in het verre verleden.
Onderzoek naar alle processen en verschijnselen die de verschillende landschappen op aarde vormgeven, zoals bewegende aardplaten, vulkanisme, de afzetting van gesteenten en erosie.
Het uitgangspunt dat natuurkundige processen die nu plaatsvinden in het verleden op dezelfde manier plaatsvonden.

Slide 3 - Drag question

This item has no instructions





Je kent de lagen waaruit de aarde is opgebouwd.
Je kunt uitleggen wat convectiestromen zijn.
Je kent drie soorten plaatgrenzen en kunt uitleggen hoe deze ontstaan.
Leerdoelen

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Exogene
Endogene

Slide 5 - Drag question

In dit hoofdstuk staan de endogene krachten centraal. Om ze goed te begrijpen, moet je weten hoe de aarde is opgebouwd (paragraaf 1.1) en welke typen gesteenten daarbij van belang zijn (paragraaf 1.2). Daarna leer je in paragraaf 1.3 en 1.4 hoe de platen bewegen en welke processen en landschapselementen daarbij ontstaan. In paragraaf 1.5 komen de vulkanen aan bod. 
Om platentektoniek uit te kunnen leggen moet je eerst iets weten over de opbouw van de aarde. Sleep de juiste namen naar de juiste cijfers. 
Aardmantel
Aardkorst
Aardkern

Slide 6 - Drag question

This item has no instructions

Convectiestromen
Vulkaan
platen bewegen tegen elkaar
platen bewegen onder elkaar
platen bewegen uit elkaar
Diepzeetrog

Slide 7 - Drag question

This item has no instructions

Wat is de motor voor de platentektoniek?
A
Convectiestromen
B
Veranderingen in het magnetisch veld
C
De mantel
D
Lava

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Trekkracht die ontstaat bij de subductie van oceanische platen, doordat de zwaartekracht ze naar beneden trekt.
Kracht die op divergerende oceanische platen wordt uitgeoefend, doordat ze van midoceanische ruggen afglijden.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

De lithosfeer is
A
een plastisch deel van de aardmantel
B
een plastisch deel van de aardkorst
C
het buitenste harde deel van aardkorst
D
het buitenste harde deel van de aardmantel

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

De asthenosfeer is
A
een plastische laag onder de lithosfeer
B
een harde laag bij de aardkern
C
een zachte laag diep in de aardmantel
D
een hardere laag aan de bovenkant van de mantel

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Sleep de bewegingen naar de plaatjes
Convergente platen


Convergente platen

Divergente platen

Tranforme bewegingen

Divergente platen

Slide 12 - Drag question

This item has no instructions

Leerdoelen 2.3 
Je weet het verschil tussen explosief en effusief vulkanisme.
Je kent vier vulkaanvormen en kunt uitleggen hoe ze ontstaan.
Je begrijpt de relatie tussen het soort vulkanisme en de ligging ten opzichte van plaatgrenzen.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

vulkanisme

effusieve erupties

explosieve erupties

Een verzamelnaam voor alle verschijnselen (gas, stoom, lava) die te maken hebben met de nabijheid van magma aan het aardoppervlak.
Relatief rustige uitbarsting die veroorzaakt wordt door relatief vloeibaar magma en weinig gasdruk, ontstaat bij een divergerende plaatgrens of een hotspot.
Heftige uitbarsting die veroorzaakt wordt door taai, stroperig magma en een hoge gasdruk, ontstaat vaak bij een convergerende plaatgrens.
 Kilauea op Hawaii
Mount St. Helens (VS)

Slide 14 - Drag question

This item has no instructions

Spleetvulkaan
Calderavulkaan
Stratovulkaan
Schildvulkaan

Slide 15 - Drag question

This item has no instructions

Gebruik de atlas. De Fuji is onderdeel van een keten vulkanen in Japan.
Welk type vulkaan is de Fuji?


Je weet het verschil tussen explosief en effusief vulkanisme.
Je kent vier vulkaanvormen en kunt uitleggen hoe ze ontstaan.
Je begrijpt de relatie tussen het soort vulkanisme en de ligging ten opzichte van plaatgrenzen.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Waar vinden de zwaarste aardbevingen plaats?
A
Bij IJsland (divergentie)
B
In Zuid Amerika, het Andes gebergte (subductie)
C
Bij San Fransisco (San Andreas breuk). Transforme breuk
D
Bij de Mount Everest (convergente breuk)

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Lezen paragraaf 2.5
timer
5:00
Je begrijpt hoe aardbevingen ontstaan.
Je weet welke factoren de zwaarte van een aardbeving bepalen.
Je weet wat de momentmagnitudeschaal is.
Je begrijpt hoe een tsunami ontstaat.

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

schaal van Richter
magnitude
epicentrum
hypocentrum
Een indeling die met een cijfer de kracht van een aardbeving aangeeft.
De kracht van een schok van een aardbeving, gemeten met een seismograaf.
De plaats aan het aardoppervlak die recht boven de plaats van de aardbeving in de aardkorst ligt
 De plaats van de aardbeving in de aardkorst

Slide 19 - Drag question

This item has no instructions

Welke kracht had de aardbeving in Japan op de schaal van Richter?
A
5.5
B
6.5
C
7.5
D
8.5

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Gebruik de bron en eventueel de Bosatlas, kaart platentektoniek en aardbevingen. Welke plaatbeweging veroorzaakt de zwaarste aardbevingen?
A
Divergentie
B
Convergentie
C
Convergentie - subductie
D
Transforme

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een tsunami?
A
Een vloedgolf veroorzaakt door krachtige spanningen boven de zee
B
Een vloedgolf veroorzaakt door krachtige spanningen aan de kust
C
Een vloedgolf veroorzaakt door spanningen in een stad
D
Een vloedgolf veroorzaakt door krachtige spanningen onder de zee

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Je weet het verschil tussen mechanische en chemische verwering.
Je kent de klimatologische omstandigheden waaronder de soorten verwering en erosie vooral voorkomen.
Je kent de soorten massabewegingen en hun ontstaan.
Leerdoelen 2.7

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Vorstverwering (mechanisch/fysisch)
Chemische verwering (zure) regen
Verwering door planten (mechanisch/fysisch)
Mechanische/fysische verwering door warm en koud (woestijn)

Slide 24 - Drag question

This item has no instructions

Mechanische of chemische verwering?
A
Mechanische/fysische verwering
B
Chemische verwering

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Mechanische of chemische verwering?
A
Mechanische/fysische verwering
B
Chemische verwering

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Erosie door ijs
Erosie door wind
Erosie door water

Slide 27 - Drag question

This item has no instructions

Water
Wind
Ijs
Koppel het juiste erosiemedium aan hoe
goed dat het erosiemateriaal wordt gesorteerd en sedimenteert in het landschap.
Goed gesorteerd
Redelijk gesorteerd
Slecht gesorteerd

Slide 28 - Drag question

This item has no instructions

De meander
Erosie
Erosie
Erosie
Sedimentatie
Sedimentatie
Sedimentatie

Slide 29 - Drag question

This item has no instructions

Puinhelling
Modderstroom
Aardverschuiving
Vallen
Vloeien
Glijden

Slide 30 - Drag question

This item has no instructions

2.8
Je weet hoe een rivierstelsel is opgebouwd.
Je kunt uitleggen welke rol de hydrologische kringloop speelt bij verwering, erosie en sedimentatie.
Je kunt verval en verhang uitrekenen
Je kunt uitleggen hoe een delta ontstaat.

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Gebied dat zijn water afvoert via één hoofdrivier met zijn zijrivieren.
Het neerleggen van materiaal door water, wind of ijs.
Sediment, neergelegd door een gletsjer.
Kegelvormige puinhelling die ontstaat op een plotselinge overgang in reliëf.
Vaak driehoekige sedimentatie aan de monding van een rivier, doordat de rivier meer sediment aanvoert dan dat er door de golfwerking van de zee wordt afgebroken.
delta
puinwaaier
morene
sedimentatie
stroomgebied

Slide 32 - Drag question

This item has no instructions

Waterscheiding
Stroomstelsel
Delta

Slide 33 - Drag question

This item has no instructions

Wat is de goede volgorde van sedimentatie?
A
Rots - grind - klei - zand
B
Rots - grind - zand - klei
C
Grind - rots - zand - klei
D
Rots - zand - grind - klei

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Lezen paragraaf 2.10
timer
5:00
Je weet hoe de drie hoofdgroepen gesteenten ontstaan.
Je weet hoe de gesteentekringloop werkt.
Je weet hoe graniet, basalt, zandsteen, kalksteen, leisteen en marmer ontstaan.
Je weet welke gesteenten fossielen kunnen bevatten..

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Gesteente dat ontstaat door het afkoelen en stollen van vloeibaar gesteente.
Gesteente dat ontstaat door het afkoelen en stollen van vloeibaar gesteente diep in de aardkorst (magma).
Stollingsgesteente dat door verwering en erosie wordt afgebroken, verplaatst en ergens neergelegd door water, wind of ijs.
Sedimentgesteente en stollingsgesteente dat onder invloed van hitte en/of druk van vorm veranderd en gerekristalliseerd is.
Proces waarbij stollingsgesteente, sedimentgesteente en metamorf gesteente onder invloed van geologische processen (hitte, druk, verwering, erosie, sedimentatie en stolling) in elkaar overgaat.
stollingsgesteente
dieptegesteente
sediment(gesteente)
gesteentekringloop
metamorf gesteente

Slide 36 - Drag question

This item has no instructions

Zandsteen
Graniet
Marmer
Sedimentgesteente
Metamorf gesteente
Stollingsgesteente

Slide 37 - Drag question

This item has no instructions

EINDE

Slide 38 - Slide

This item has no instructions