Tacitus, Annales XIII, 3

Tacitus, Annales XIII, 3 (zelfstandig lezen met LessonUp!)
Verplicht luisterfragmentje
1 / 36
next
Slide 1: Slide
LatijnSecundair onderwijs

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Tacitus, Annales XIII, 3 (zelfstandig lezen met LessonUp!)
Verplicht luisterfragmentje

Slide 1 - Slide

Zin 1.1
Die funeris laudationem° eius princeps exorsus est*, dum antiquitatem generis, consulatus* ac triumphos maiorum enumerabt, intentus* ipse et ceteri <erant>.
Verplicht luisterfragmentje

Slide 2 - Slide

Wanneer hield de keizer een lofrede?

Slide 3 - Open question

Wat cultuur
  1. Genus iudiciale
  2. Genus deliberativum
  3. Genus demonstrativum

Herinner je je deze soorten speeches?  

Slide 4 - Slide

Wie is de princeps op dit moment?
A
Claudius
B
Nero

Slide 5 - Quiz

Naar wie verwijst 'eius'?
A
Claudius
B
Nero
C
Pallas
D
Agrippina

Slide 6 - Quiz

Welke naamval & functie heeft 'eius' dan?
A
gen. BVB O
B
gen. BVB vw.
C
gen. BVB geheel
D
gen. BVB bezit

Slide 7 - Quiz

Een stukje grammatica
dum + ind. pr.: terwijl
dum + zelfde tijd als HWW: zolang als
dum + conj.: totdat

Slide 8 - Slide

enkelvoud
meervoud
antiquitatem
consulatus
triumphos

Slide 9 - Drag question

Wie is 'ipse'?
A
Claudius
B
Nero
C
Agrippina
D
Pallas

Slide 10 - Quiz

Tijd om te vertalen... Vertaal zin 1.1.

Slide 11 - Open question

Zin 1.2
liberalium quoque artium* commemoratio et nihil regente eo triste rei publicae ab externis* accidisse pronis° animis audita <sunt>.
Voor wie graag luistert i.p.v. leest

Slide 12 - Slide

Wat cultuur
Artes liberales
  1. Trivium: Grammatica, dialectica (=logica), rhetorica
  2. Quadrivium: musica, astronomia, arithmetica en geometria
Voor wie graag luistert i.p.v. leest

Slide 13 - Slide

Op welke manier kan een onderwerp uitgedrukt worden?

Slide 14 - Mind map

Wat zijn hier je onderwerpen van 'audita <sunt>'?

Slide 15 - Open question

Hoe wordt zo'n verschillende constructie genoemd?

Slide 16 - Open question

Vertaal onderwerp 1: 'liberalium quoque artium commemoratio'

Slide 17 - Open question

regente eo: welke constructie
A
LA
B
participium als BVG
C
participium als BVB
D
participium zelfstandig

Slide 18 - Quiz

Naar wie verwijst 'eo'?
A
Claudius
B
Nero
C
Caligula
D
Tiberius

Slide 19 - Quiz

regente eo: vertaal letterlijk

Slide 20 - Open question

regente eo: vertaal vlot

Slide 21 - Open question

nihil hoort bij...

Slide 22 - Open question

Tijd om te vertalen...Vertaal zin 1.2

Slide 23 - Open question

Zin 2
Postquam ad providentiam* sapientiamque flexit, nemo risui* temperare°*, quamquam oratio a Seneca composita multum cultus* praeferret, ut° fuit illi viro ingenium amoenum* et temporis eius auribus accomodatum*.
Wat achtergrond...
Nero blijft de spreker hier.
Extra tip
Je weet vast en zeker nog wat 'flectere' betekent, maar je mag hier wat vlotter gegaan: 'uitweiden naar, beginnen te spreken over'.
Voor wie graag luistert i.p.v. leest

Slide 24 - Slide

Postquam leidt een .... in
A
BWBz tijd
B
BWBz doel
C
BWBz gevolg
D
BWBz reden

Slide 25 - Quiz

Een stukje grammatica
postquam + ind. perf.: ALTIJD VOORTIJDIG vertalen t.o.v. tijd van je hoofdwerkwoord

Slide 26 - Slide

Een stukje grammatica
Een historische infinitief werkt zoals een historisch praesens. Je mag deze vorm dus vertalen als ind. perf.

Slide 27 - Slide

Quamquam leidt een .... in
A
BWBz tijd
B
BWBz doel
C
BWBz gevolg
D
BWBz toegeving

Slide 28 - Quiz

Wie was Seneca? Voeg een foto toe!

Slide 29 - Open question

Seneca: verklaar!
A
a + abl. BWB verwijdering -> composita
B
a + abl. BWB HP -> composita
C
a + abl. BWB richting -> composita
D
a + abl. BWB oorzaak -> composita

Slide 30 - Quiz

illi viro: Welke naamval?
A
nom.
B
abl.
C
dat.
D
gen.

Slide 31 - Quiz

Een stukje grammatica
illi viro is een datief. Kijk eens naar het werkwoord: 'fuit'. Een datief bij esse = dat. voorwerp bezit. Vertaal dus vlot met 'hebben'.

Slide 32 - Slide

illi viro: wie?
A
Claudius
B
Nero
C
Burrus
D
Seneca

Slide 33 - Quiz

temporis eius auribus: kies de beste vertaling.
A
aan de oren van die tijd.
B
aan de tijdsgeest.
C
aan de ogen van die tijd
D
aan de omgeving.

Slide 34 - Quiz

Tijd om te vertalen! Zin 2!

Slide 35 - Open question

Zo, dit stukje zit erop. Hoe vonden jullie deze manier van tekst lezen?

Slide 36 - Open question