Dag 3

Thema 4 - eten - dag 3
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NT2ISK

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Thema 4 - eten - dag 3

Slide 1 - Slide

duur
  • iets wat veel geld kost
  • duur < > goedkoop
  • zin: De jas is heel duur.
  • zin: Deze dure schoenen vind ik heel mooi.
`15

Slide 2 - Slide

de energiedrank
  • drank die je energie geeft
  • drank met veel suiker
  • in een blikje
  • de drank - de dranken
  • zin: Als ik moe ben drink ik een energiedrank.
16

Slide 3 - Slide

eten
  • iets in je mond stoppen
  • werkwoord
  • ik eet - wij eten 
  • zin: Ik eet graag een appel.
  • zin: Wij eten altijd om 6 uur.
17

Slide 4 - Slide

de euro
  • het geld in Nederland / Europa 
  • munten en briefjes
  • de euro - de euro's
  • zin: Een brood kost 2 euro.
  • zin: Ik moet 5 euro betalen.
18

Slide 5 - Slide

flink
  • zeer of hard
  • heel erg
  • zin: Een telefoon is flink duur.
  • zin: Het waait en regent flink.
19

Slide 6 - Slide

het fruit
  • zachte vruchten van bomen en struiken die je kunt eten, zoals appels en peren. 
  • zin: Op de fruitschaal liggen een paar stukken fruit. 
  • zin: Fruit eten is gezond. 
20

Slide 7 - Slide

het geld
  • de munten en papieren waarmee je kunt betalen
  • zin: Ze verdient veel geld met haar nieuwe baan.  
  • zin: Het meisje krijgt geld van haar ouders
21

Slide 8 - Slide

15
Welk eten is duur?

Slide 9 - Mind map

Welk woord staat hier?

ejknardeigrene
timer
0:30
16
A
eigenaardig
B
energiedranken
C
energiedrank
D
energiedrankje

Slide 10 - Quiz

Hoe vaak hoor je het woord

eten?
17
A
2 keer
B
4 keer
C
3 keer
D
5 keer

Slide 11 - Quiz

21
euro
ander geld

Slide 12 - Drag question

Welke zin betekent hetzelfde?

Het regent en waait flink.
19
A
Het regent en waait heel erg.
B
Het regent en het waait niet.
C
Het regent en waait een beetje.
D
Het regent en het waait hard.

Slide 13 - Quiz

Maak een zin met het woord:
euro
18

Slide 14 - Open question

Op welk plaatje zie je:
fruit?
20
A
B
C
D

Slide 15 - Quiz

Wat zou jij doen als je heel veel geld had?
21

Slide 16 - Open question