Dag 3 - Thema Eten

Verwerkingsvragen 
Thema 4: Eten - DAG 3 
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Verwerkingsvragen 
Thema 4: Eten - DAG 3 

Slide 1 - Slide

De nieuwe woorden van vandaag zijn:
  • duur
  • het energiedrankje
  • eten
  • de euro
  • flink
  • het fruit
  • het geld 

Slide 2 - Slide

duur - dure (bnw)
  • iets wat veel geld kost
  • duur <--> goedkoop

  • zin: De jas is heel duur.
  • zin: Deze dure schoenen vind ik heel mooi.
`15

Slide 3 - Slide

het energiedrankje (znw)
  • drank die je energie geeft
  • zit veel suiker in
  • in een blikje
  • het drankje - de drankjes
  • de drank - de dranken

  • zin: Als ik moe ben van het sporten, drink ik een energiedrankje.
16

Slide 4 - Slide

eten (ww)
  • iets in je mond stoppen
  • je moet bijten en slikken
  • komt in je buik

  • TT - ik eet, jij eet, wij eten
  • VT - ik at, wij aten
 
  • zin: Ik eet graag een appel.
  • zin: Wij eten altijd om 6 uur.
17

Slide 5 - Slide

de euro (znw)
  • het geld in Nederland / Europa 
  • munten en briefjes
  • €- teken
  • de euro - de euro's

  • zin: Een brood kost € 2,00 (2 euro's).
18

Slide 6 - Slide

flink(e) (bnw)
  • zeer of hard
  • heel erg

  • zin: Dat is een flinke lijst.
  • zin: Een telefoon is flink duur.
19

Slide 7 - Slide

het fruit
  • zachte vruchten van bomen en struiken die je kunt eten, zoals appels en peren. 

  • zin: Op de fruitschaal liggen een paar stukken fruit. 
  • zin: Fruit eten is gezond. 
20

Slide 8 - Slide

het geld
  • de munten en papieren waarmee je kunt betalen

  • zin: Ze verdient veel geld met haar nieuwe baan.  
  • zin: Het meisje krijgt geld van haar ouders
21

Slide 9 - Slide

Ik was gisteren in de supermarkt om brood te kopen, maar ik had niet genoeg geld.
De boodschappen waren ...
15
A
te duur
B
te groot
C
te klein
D
te veel

Slide 10 - Quiz

Welk woord staat hier?

ejknardeigrene
timer
0:30
16
A
eigenaardig
B
energiedranken
C
energiedrank
D
energiedrankje

Slide 11 - Quiz

17
Welk eten is duur?

Slide 12 - Mind map

Hoe vaak hoor je het werkwoord 'eten'?
17
A
2 keer
B
4 keer
C
3 keer
D
5 keer

Slide 13 - Quiz

Maak een zin met het zelfstandig naamwoord 'euro'.
18

Slide 14 - Open question

Welke zin betekent hetzelfde?

Het regent en waait flink.
19
A
Het regent en waait heel erg.
B
Het regent en het waait niet.
C
Het regent en waait een beetje.
D
Het regent en het waait hard.

Slide 15 - Quiz

Op welk plaatje zie je 'fruit'?
20
A
B
C
D

Slide 16 - Quiz

21
euro
ander geld

Slide 17 - Drag question

Wat zou jij doen als je heel veel geld had?
21

Slide 18 - Open question

Het waait vandaag ... hard.
Ik ben ... ziek.
Die broek is ... duur.
A
klein
B
grappig
C
flink
D
goedkoop

Slide 19 - Quiz

Zet alle vormen van het werkwoord 'eten' in de tegenwoordige tijd onder elkaar.
(ik, jij, hij/zij, wij, jullie, zij)

Slide 20 - Open question

Zet alle vormen van het werkwoord 'eten' in de verleden tijd onder elkaar.
(ik, jij, hij/zij, wij, jullie, zij)

Slide 21 - Open question

Welke afbeelding hoort bij het zelfstandig naamwoord 'duur'?
A
B
C
D

Slide 22 - Quiz

De tegenstelling van duur is ...
A
hoog
B
klein
C
groot
D
goedkoop

Slide 23 - Quiz

Een energiedrank is ...
A
gezond
B
ongezond

Slide 24 - Quiz

Welk teken hoort bij de euro?
A
B
C
D

Slide 25 - Quiz

17
veel calorieën
weinig calorieën
de cola
 energiedrankjes
patat met
de groente
thee
de appel
patat zonder
bruine
boterham
croissant

Slide 26 - Drag question