Schoonmaken quiz

Schoonmaken quiz
1 / 22
next
Slide 1: Slide
TechniekVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1Leerroute 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Schoonmaken quiz

Slide 1 - Slide

Meer schoonmaakmiddel zorgt voor een schoner huis
A
Juist
B
Onjuist

Slide 2 - Quiz

Waar staat dit bord voor
A
verboden te vissen
B
milieugevaarlijk
C
bijtend
D
oxiderend

Slide 3 - Quiz

Als je teveel schoonmaakmiddel toevoegt dan...
A
Wordt alles lekker schoon
B
Ruikt het extra lekker en gaan de bacteriën dood
C
Kan de vloer glad worden
D
Krijg je een lekkere schuimlaag en werkt het lekker snel

Slide 4 - Quiz

Giftig
Bijtend 
Schadelijk voor de gezondheid
Irriterend
Schadelijk voor het milieu

Slide 5 - Drag question

Waar staat dit bord voor
A
open vuur verboden
B
oxiderend
C
ontvlambaar
D
pas op voor rookontwikkeling

Slide 6 - Quiz

Slide 7 - Drag question



Er zijn veel verschillende schoonmaakmiddelen.
A
ja
B
nee

Slide 8 - Quiz



Er zijn verschillende schoonmaakmiddelen voor vloeren.
A
ja
B
nee

Slide 9 - Quiz



Voordat je schoonmaakmiddel gebruikt,
kijk je eerst op het etiket.
A
ja
B
nee

Slide 10 - Quiz



Met de doseerflacon meet je 
schoonmaakmiddel af in een dopje.
A
ja
B
nee

Slide 11 - Quiz



Bijtende middelen gebruik je met blote handen.

A
ja
B
nee

Slide 12 - Quiz



Schoonmaakmiddel is goed voor het milieu.
A
ja
B
nee

Slide 13 - Quiz



Schoonmaakmiddel kan brandend zijn.
A
ja
B
nee

Slide 14 - Quiz



Een pictogram waarschuwt voor gevaar.
A
ja
B
nee

Slide 15 - Quiz



Je vult de emmer eerst met water.
Daarna voeg je schoonmaakmiddel toe.
A
ja
B
nee

Slide 16 - Quiz

Is chloor een milieuvriendelijk schoonmaakmiddel?
A
Ja
B
Nee

Slide 17 - Quiz

Hoog naar laag
logische werkvolgorde
buiten naar binnen 
Schoon naar vuil 

Slide 18 - Drag question


Een juiste schoonmaakregel is
A
Van boven naar beneden
B
Van beneden naar boven

Slide 19 - Quiz


Een juiste schoonmaakregel is
A
Van vuil naar schoon
B
Van schoon naar vuil

Slide 20 - Quiz

Opruimen =
A
alle spullen op hun plek leggen
B
weghalen van stof en (onzichtbaar) vuil

Slide 21 - Quiz

Einde

Slide 22 - Slide