Semana 9

¿Qué vamos a hacer hoy?
Semana 9
  • Repaso - 15 min
  • Profedele - 15 min
  • Esuchar y ver - 10 min
  • La descripción fisica - 30 min

Doel: Aan het eind van deze les:
  • ken je het fysieke beschrijving in het Spaans
  • heb je geoefend met luister en kijkvaardigheid
1 / 26
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

¿Qué vamos a hacer hoy?
Semana 9
  • Repaso - 15 min
  • Profedele - 15 min
  • Esuchar y ver - 10 min
  • La descripción fisica - 30 min

Doel: Aan het eind van deze les:
  • ken je het fysieke beschrijving in het Spaans
  • heb je geoefend met luister en kijkvaardigheid

Slide 1 - Slide

Periode 3

PW3 in 3 weken




Slide 2 - Slide

¡Bienvenidos a la clase de Español!
Hoy es _______, ____________ de__________

Slide 3 - Slide

¿Cómo te sientes ahora?

Me siento = Ik voel me

Slide 4 - Slide

Los deberes = Huiswerk

Slide 5 - Slide

RepasoHerhaling
.

Slide 6 - Slide

LLEVAR
SER
TENER
Dingen die veranderen
Bezit
Leeftijd
Afkomst
Lichaamsdelen
Gewicht
Beroep

Slide 7 - Drag question

Ella _________ guapa.
A
tiene
B
llevas
C
es
D
lleva

Slide 8 - Quiz

Mario ________ el pelo corto.
A
tienes
B
tiene
C
es
D
lleva

Slide 9 - Quiz

Lola ______ un bolso (tas) rojo.
A
lleva
B
es
C
tine
D
llevas

Slide 10 - Quiz

Él tiene bigote.
(altijd)
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quiz

De  Fysieke  Beschrijving
Boekje blz 45- 47

Slide 12 - Slide

La descripción física

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Link

Hoe weet ik welke van de werkwoorden 
(Ser, Tener en Llevar) bij welke omschrijving nodig is?

Slide 15 - Slide

1. Een persoon identificeren.
       Es mi abuela. 
 Mi abuela es una mujer.

2. Geslacht en afkomst.
              Es española.

3. Beroep
         Mi abuela es doctora.

SER
4. Permanente kwaliteiten:

Fysiek:
  • Hoogte                      Gewicht.      
Mi abuela es baja.       Es gorda/ flaca.

  • Schoonheid.        Fases van het leven. 
Es guapa/ fea.                        Es vieja. 

Karakter:
Mi abuela es simpática.
Mi abuela es generosa.


Slide 16 - Slide

TENER
Bezit
Leeftijd
Lichaamsdelen
Tiene 30 años.
- Tiene el pelo corto.
- Tiene el pelo castaño.
- Tiene barba.

Slide 17 - Slide

LLEVAR
 Dingen die veranderen
Kleding
Lleva un velo.
Accessoires
Lleva un bolso.

Slide 18 - Slide

let op
Zowel met het werkwoord ''TENER'' als met het werkwoord ''LLEVAR''
Lichaamsdelen veranderen
(pelo, barba, bigote, etc.)
Bijna permanente accessoires
(pendientes, gafas, piercing, etc.)
Je denkt dat het essentieel of blijvend is - gebruik TENER


Je denkt dat het kunstmatig of tijdelijk is - gebruik LLEVAR



Tiene bigote.
(altijd)
Lleva el pelo rosa.
(is niet zijn natuurlijke haar)

Slide 19 - Slide

Zinnen maken bij het omschrijven van een persoon.
Onderwerp                    Werkwoord                    Eigenschap
                      
SER
TENER
LLEVAR
DOCTORA
PELO NEGRO
BOLSO
ÉL
ELLA
Mi abuela + es + doctora.
Él + tiene + el pelo negro.
Ella + lleva + un bolso

Slide 20 - Slide

  • Een persoon omschrijven met 3de persoon vervoeging:                                                                       Pedro/ María - (Él/ Ella)

  • Lidwoorden en kleur bij de kleding toevoegen: (el/ la)    (uno/ una)  (unos/unas) 
Un pantalón negro - Una camiseta azul

  • Mannelijke/ vrouwelijk vorm:                             Un pantalón - Una camiseta

  • Enkelvoud/ meervoud:                                            Un sombrero - Unas gafas de sol

Slide 21 - Slide

Portátiles cerrados

Slide 22 - Slide

Kijk/-en luistervaardigheid
Een filmpje samen kijken
De personen beschrijven elkaar en je krijgt enkele seconden om te raden wie het is

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video

¡A trabajar!
Doel: Je oefent met jezelf beschrijving
uitleg: blz45 t/m 47
Tip: zoek de ik en hij/zij vorm van ser, tener, llevar
Extra woordenschat: LINK

1. Beschrijf jezelf
2.Beschrijf wie naast jouw zit
3. Samen raden wie de docent beschrijft


timer
15:00

Slide 25 - Slide

Exit ticket
  •  Welke drie werkwoorden heb je nodig om iemand te beschrijven?
  • Wat ging makkelijk?
  • Wat ging moeilijker?

Slide 26 - Slide