HA1 - être

HA1 - être
1 / 16
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

HA1 - être

Slide 1 - Slide

Vertaling?
être
avoir
hebben
zijn

Slide 2 - Drag question

je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Combineer de juiste vorm van 'être' met het onderwerp
être (zijn)
Combineer de juiste vorm van être met het goede persoonlijk voornaamwoord
suis
es
est
sommes
êtes
sont

Slide 3 - Drag question

Réviser
Het werkwoord être

Doel: je kunt het werkwoord être (zijn) gebruiken en vervoegen.

Onregelmatig werkwoord (uniek, er is er maar 1 die zo wordt vervoegt)
Stampen!

Slide 4 - Slide

être = zijn
ik ben
je suis
jij bent
tu es
hij / zij / men is
il / elle est
wij zijn
on est / nous sommes
u bent / jullie zijn
vous êtes
zij zijn (m/v)
ils / elles sont

Slide 5 - Slide

Rad 1

1. Ik
2. Jij
3. Hij / zij / men (we)
4. Wij
5. Jullie / U
6. Zij (mnl.mv) / Zij (vrl.mv)
Rad 2 

1. avoir
2. être
3. parler
4. être
5. avoir
6. parler

Slide 6 - Slide

Vul de juiste vorm van être in:
Nous ________ (être)
A
suis
B
es
C
êtes
D
sommes

Slide 7 - Quiz

Vul de juiste vorm van être:
je ________ (être)
A
êtes
B
suis
C
est
D
sommes

Slide 8 - Quiz

Vul de juiste vorm van être in:
Ils ________ (être)
A
suis
B
es
C
êtes
D
sont

Slide 9 - Quiz

Kies de juiste vorm van être:
Marie ________ (être)
A
suis
B
être
C
est
D
es

Slide 10 - Quiz

Vul de juiste vorm van être in:
Tu ________ (être)
A
suis
B
es
C
êtes
D
est

Slide 11 - Quiz

Vul de juiste vorm van être in:
Louise (être) en cinquième.

Slide 12 - Open question

Vul de juiste vorm van être in:
Vous (être)sympa.
timer
0:30

Slide 13 - Open question

(être) 1. nous ......... Français
(être) 2. je ......... italienne

Slide 14 - Open question

Zij is (être)

Slide 15 - Open question

Jullie zijn (être)

Slide 16 - Open question