Ik kan de persoonsvorm vinden in de zin, door de zin in een andere tijd te zetten.
Slide 6 - Slide
Cursus 5 Grammatica
Leerdoel 2
Ik kan het onderwerp vinden in de zin, door een vraag te stellen, waarbij ik de persoonsvorm gebruik.
Wie/wat + pv?
Slide 7 - Slide
Cursus 5 Grammatica
Leerdoel 2
Ik kan het onderwerp vinden in de zin, door een vraag te stellen, waarbij ik de persoonsvorm gebruik.
Wie/wat + pv?
Slide 8 - Slide
Cursus 5 Grammatica
Leerdoel 3
Ik kan het werkwoordelijke gezegde vinden in de zin door alle werkwoorden uit de zin te halen.
Dat zijn de persoonsvorm, hele werkwoorden en voltooid deelwoorden
Slide 9 - Slide
Cursus 5 Grammatica
Leerdoel 4
Ik kan het lijdend voorwerp vinden in de zin door een vraag te stellen, waarbij ik het werkwoordelijk gezegde én het onderwerp gebruik.
Wie/wat + wg +ow?
Slide 10 - Slide
Cursus 5 Grammatica
Leerdoel 5
Ik kan het meewerkend voorwerp vinden in de zin door een vraag te stellen, waarbij ik het werkwoordelijk gezegde, het onderwerp en het lijdend voorwerp gebruik.
Aan wie/wat + wg +ow+lv?
Slide 11 - Slide
Cursus 5 Grammatica
Leerdoel 6
Ik kan de bijwoordelijke bepaling vinden in de zin door een vraag te stellen met een vraagwoord zoals;