overzicht toets Nederlands toetsweek

Nederlands
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Nederlands

Slide 1 - Slide

Toetsweek 2
Repetitie Nederlands:
-Formuleren  H2 t/m H6
-Spelling         H1 t/m H4 en H6    (niet werkwoordspelling!!)

Slide 2 - Slide

Formuleren doelen
  • Ik kan een zin correct begrenzen door het zetten van een komma of punt. 
  • Ik kan een voegwoord correct gebruiken.
  • Ik kan correct verwijzen naar de- en het-woorden.
  • Ik kan 4 verbanden tussen zinnen en alinea’s noemen. Ik kan deze herkennen aan hun signaalwoorden.
  • Ik kan verwijzen naar mannelijke, vrouwelijke of onzijdige zelfstandige naamwoorden.

Slide 3 - Slide

Formuleren doelen
  • Ik kan de trappen van vergelijking correct toepassen en weet de juiste ‘als-dan..’ constructies te maken.
  • Ik kan correct verwijzen met hen/hun, dat/wat en waarmee/met wie.



Slide 4 - Slide

Spelling doelen
  • Ik kan hoofdletters en leestekens correct toepassen in een zin.
  • Ik kan een woordenboek gebruiken zoals deze gebruikt hoort te worden.
  • Ik kan een meervoud van een zelfstandig naamwoord op -en maken.
  • Ik kan een meervoud van een zelfstandig naamwoord op ’s maken.
  • Ik kan de directe rede en de indirecte rede correct toepassen.
  • Ik weet wat een citaat is en wanneer/hoe ik aanhalingstekens gebruik.

Slide 5 - Slide

Hoe kan ik de toets voorbereiden?
  • Lees de groene blokken van de verschillende paragrafen goed door.
  • Maak de opdrachten uit de onderwijsplanner.
  • Maak in de online methode per hoofdstuk eventueel extra opdrachten onder het kopje 'extra opdrachten' (rechter kolom).
  • Oefen de verschillende spellingonderdelen eventueel ook via www.maxitaal.net/sh 

Slide 6 - Slide

Wat kan ik deze les doen?
  • Toets voorbereiden -> groene blokjes + extra opdrachten
  • www.maxitaal.net/sh 
  • alvast bezig met je boekopdracht

Slide 7 - Slide

oefentoets
  • www.socrative.com
  • login
  • student login
  • A9AF05F4

Slide 8 - Slide

Taalteken

Slide 9 - Slide

Waarom taalteken?
Veel leerlingen formuleren bij toetsen niet nauwkeurig genoeg, waardoor ze veel punten laten liggen.

Slide 10 - Slide

Hoe formuleer je een antwoord?
• Begin de zin met een hoofdletter en eindig de zin met een punt:
   De hoofdstad van Frankrijk is Parijs.

 • Herhaal de vraag in de antwoordzin. Zo weet je zeker dat je antwoord 
     geeft op de vraag en niet op iets anders:
     vraag: Wat is het grootste dier op aarde?
     antwoord: Het grootste dier op aarde is de blauwe vinvis.




Slide 11 - Slide

Hoe formuleer je een antwoord?
• Zorg dat het aantal punten in een antwoord overeenkomt met het aantal         punten in de vraag. Zo hoort bij een vraag met twee punten een antwoord       met minimaal twee denkstappen.

   vraag: Waaruit bestaat het werkwoordelijk gezegde? (2p)
   antwoord: Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit de persoonsvorm en 
                         alle andere werkwoorden in een zin.




Slide 12 - Slide

Hoe formuleer je een antwoord?
• Wees zo concreet mogelijk. Mijd formuleringen als: ‘Dan gebeurt er iets’.         Gebruik alleen verwijswoorden wanneer duidelijk is waarnaar ze verwijzen:
    vraag: Wat gebeurt er als je flauwvalt?
    antwoord: Als je flauwvalt, ontvangen je hersenen tijdelijk te weinig bloed, 
                          waardoor je je bewustzijn verliest.

• Lees je antwoord over. Check of je echt antwoord geeft op de vraag en of je de juiste signaalwoorden (‘omdat’, ‘doordat’, ‘zodat’, etc.) gebruikt.

Slide 13 - Slide

Bonuspunten
Een docent bepaalt zelf hoeveel bonuspunten hij/zij toekent aan een juist geformuleerd antwoord.

Slide 14 - Slide



Wat de docent niet kan lezen, wordt fout gerekend.

Slide 15 - Slide

Hoofdletter + punt
Vraag herhalen
X punten = X antwoordelementen
Wees concreet
Antwoord overlezen
Leesbaar schrijven

Slide 16 - Slide