TOETSTERMEN:
-De leerling kan a.d.h.v. een afbeelding van het bloedvatenstelsel van de mens slagaders en aders benoemen.
-De leerling kan in eigen woorden het verschil uitleggen tussen de grote en de kleine bloedsomloop.
-De leerling kan in eigen woorden uitleggen wat een dubbele bloedomloop betekent.
-De leerling kan a.d.h.v. een beschreven situatie beschrijven welke route het bloed aflegt en door welke vaten het hierbij komt. (vaardigheden)