Hoofdstuk 4 een eigen bedrijf (les 2)

Hoofdstuk 4: een eigen bedrijf (les 2)
1 / 13
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 4: een eigen bedrijf (les 2)

Slide 1 - Slide

Doelstellingen
  • Berekeningen maken met de begrippen nettowinst, brutowinst, omzet, inkoopwaarde van de omzet en bedrijfskosten

Slide 2 - Slide

Jans verkoopt 50 kilo appels à € 0,90 / kg. Wat is de afzet?
A
50 kilo appels
B
45 euro

Slide 3 - Quiz

Sleep de begrippen naar de juiste plaats
-
-
Inkoopwaarde omzet
Brutowinst
Nettoresultaat
Omzet
Bedrijfskosten

Slide 4 - Drag question

Van omzet naar nettowinst
Omzet                                              = verkoopprijs x afzet  
Inkoopwaarde                              = inkoopprijs x afzet
-----------------    -
Brutowinst
Bedrijfskosten                              (Bijvoorbeeld: loon, huur, etc.)
-----------------     -
Nettowinst                                      (voor belasting)

Slide 5 - Slide

bedrijfskosten

Slide 6 - Mind map

Paul maakte met zijn bedrijf in 2020 een brutowinst van € 123.000. De bedrijfskosten zijn € 68.000. Wat is zijn nettowinst?

Slide 7 - Open question

Inkoopwaarde bereken je door.....
A
verkoopprijs - inkoopprijs
B
omzet - inkoopwaarde
C
afzet x verkoopprijs
D
afzet x inkoopprijs

Slide 8 - Quiz

Zelf aan de slag!   
Iedereen:
Maken: 4.9 , 4.10 , 4.11 , 4.12 , 


Klaar?:
Nakijken: vraag 4.9 t/m 4.14

rood = Iedereen is stil
  

oranje = Je de docent een vraag stellen


groen = Je mag met elkaar fluisterend 
overleggen
timer
5:00

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Financieel plan
brutowinstmarge= brutowinst/ omzet x 100%
nettowinstmarge = nettowinst/ omzet x 100%

oftewel

hoeveel (bruto/netto) eurocent winst verdien ik 
per euro omzet? 

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Link

Zelf aan de slag!   
Iedereen:
Lezen: paragraaf 4.3
Maken: 4.15 , 4.16 , 4.17


Klaar?:
Nakijken: vraag 4.15 t/m 4.17
Lezen paragraaf 4.3.2

rood = Iedereen is stil
  

oranje = Je de docent een vraag stellen


groen = Je mag met elkaar fluisterend 
overleggen
timer
10:00

Slide 13 - Slide