Les 1 juni

Wat gaan we doen vandaag? 
- Welkom + dagopening
- Herhaling stof dmv 1 tegen 100
-Uitleg begrippen par. 4.5 & par. 4.6
- Werken aan kwartet 
- Afsluiting

1 / 51
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Wat gaan we doen vandaag? 
- Welkom + dagopening
- Herhaling stof dmv 1 tegen 100
-Uitleg begrippen par. 4.5 & par. 4.6
- Werken aan kwartet 
- Afsluiting

Slide 1 - Slide

1 tegen 100

Slide 2 - Slide

In welke eeuw ontstonden in Engeland de 1e fabrieken?
A
17e eeuw
B
18e eeuw
C
16e eeuw

Slide 3 - Quiz

Waarom was wonen bij de fabriek slecht?
A
Omdat er teveel vuile rook was & afval werd niet opgehaald
B
Als het werk was afgelopen was het te druk in de stad
C
Het stonk te erg

Slide 4 - Quiz

Wie kregen er stemrecht?
A
Iedereeen
B
kleine groep vrouwen
C
kleine groep rijke mannen

Slide 5 - Quiz

Wanneer werd de grondwet veranderd?
A
1848
B
1839
C
1830

Slide 6 - Quiz

Waar ontstonden de eerste fabrieken?
A
Frankrijk
B
Engeland
C
Spanje

Slide 7 - Quiz

Wanneer kwam er een einde aan de tijd van revolutie en oorlog
A
1809
B
1830
C
1815

Slide 8 - Quiz

In wat voor samenleving veranderde Engeland tussen 1750 en 1850?
A
Landbouw-stedelijke samenleving
B
Industriele samenleving
C
huisnijverheid samenleving

Slide 9 - Quiz

Tussen welke tijd was Willem II koning?
A
1840-1849
B
1850-1861
C
1832-1841

Slide 10 - Quiz

Welke 4 mensen bedachten de 1e stoomlocomotief?
A
George, Henry James en Richard
B
john, hank, james, william
C
william, thorbecke, franklin en albert

Slide 11 - Quiz

Hoeveel procent van de mensen in de textielfabrieken was onder de 20 jaar?
A
34 %
B
41 %
C
57%

Slide 12 - Quiz

Wat zijn liberalen?
A
Rijke burgers
B
arme burgers
C
rijke burgers die meer macht wilden

Slide 13 - Quiz

Wie besloot er toen de Franse soldaten verslagen waren om Nederland een koninkrijk te maken
A
de belangrijkste leiders in Europa
B
de liberalen
C
de vorsten

Slide 14 - Quiz

Wat is liberalisme?
A
Een wet die de werksituatie verbeterd
B
Politieke stroming die opkomt voor vrijheid
C
Een politieke stroming die opkomt voor de kerk

Slide 15 - Quiz

Wat is infrastructuur?
A
Alle verbindingen in een gebied
B
Alle mensen die werken
C
De samenleving

Slide 16 - Quiz

Wat is industrialisatie?
A
Een bedrijf met een grote schaal aan machines
B
De opkomst van industrie in een gebied waar eerst lb
C
Alle wegen , spoorlijnen en andere verbindingen in een gebied

Slide 17 - Quiz

Wanneer reed de eerste stoomtrein tussen Haarlem en Amsterdam?
A
1890
B
1849
C
1839

Slide 18 - Quiz

Wanneer was Willem II aan de macht?
A
1840-1849
B
1840-1850
C
1920-1976

Slide 19 - Quiz

Waarom waren burgers niet blij met de manier waarop koning Willem I zijn rijk bestudeerde?
A
Hij was te arrogant
B
Ze mochten de koning niet
C
Hij besliste alles alleen

Slide 20 - Quiz

Wat deden de ondernemers van de fabrieken om zoveel mogelijk winst te maken>
A
De ondernemers betaalden meer loon >vrouwen en < mannen
B
De leef- en werkomstandigheden slecht houden
C
De ondernemers hielden de lonen laag en werkdagen lang

Slide 21 - Quiz

4.5 De komst van het socialisme

Slide 22 - Slide

De industriële revolutie in Nederland
Tweede helft 19e eeuw industrialisatie in Nederland.
  • Introductie van de stoommachine
  • Verbeteringen in de landbouw  (mechanisatie en uitbreiding  landbouwareaal)
  • Ontstaan textielindustrie en fabrieken voor landbouwproducten
  • Rond 1890 ontstaat zware industrie: machinebouw en scheepsbouw

Slide 23 - Slide

De industriële revolutie in Nederland
Verbeteringen infrastructuur: stimuleerden handel (vooral met Duitsland)
  • Haven van Rotterdam
  • Uitbreiding  spoorwegennet
  • Aanleg waterwegen (Noordzeekanaal en Nieuwe Waterweg)

Eind 19e eeuw, steenkolenmijnen in Zuid-Limburg geopend.


Door de industrialisatie groeiden de steden.

Slide 24 - Slide

De industriële revolutie in Nederland
  • Mannen, vrouwen en kinderen werken in de fabrieken
  • Lage lonen en slechte arbeidsomstandigheden
  • Verbeterde weinig: lagere klassen bleven arm
  • Sociale kwestie = Probleem van armoede en slechte woon- en werkomstandigheden van de arbeiders als gevolg van de industriële revolutie. 

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Video

Socialisme tegen kapitalisme
In 1848 kreeg een kleine groep rijke mannen kiesrecht (bourgeoisie/ gegoede burgerij).

Stemden bij verkiezingen op liberalen. Nadruk op economische vrijheid (handel en industrie). Overheid bemoeide zich niet met economie. 

Kapitalisme = economisch syteem waarbij alles draait om geld. Grond en fabrieken zijn in handen van ondernemers die proberen zoveel mogelijk winst te maken.
 

Slide 27 - Slide

Socialisme tegen kapitalisme
Lagere klassen hadden dus geen invloed.  Rond 1850 ontstond het 
socialisme.= politieke stroming die opkomt voor gelijkheid tussen 
arm en rijk in de samenleving.

Grondlegger is Karl Marx. Schreef 'Das Kapital' en 
'Communistisch Manifest' (met Friedrich Engels)

Twee stromingen:
  • communisme 
  • sociaaldemocratie 

Slide 28 - Slide

Socialisme tegen kapitalisme
Communisme 
  • Klassenstrijd tussen arm en rijk. 
  • Arbeiders zullen in revolutie de macht grijpen.  
  • Ongelijkheid wordt afgeschaft. 
  • Productiemiddelen zoals geld, land, fabrieken worden 
bezit van de staat.
  • Staat zorgt voor eerlijke verdeling opbrengsten economie.

Communisme = Socialistische beweging waarbij arbeiders de macht grijpen door middel van een revolutie en zo een klassenloze samenleving creëren.

Slide 29 - Slide

Socialisme tegen kapitalisme
Sociaaldemocratie 
  • Gematigde stroming
  • Geen klassenstrijd of revolutie
  • Verbeteren werk- en leefomstandigheden
  • Sociale wetten invoeren via parlement

Sociaaldemocratie = Gematigde stroming in het socialisme, 
die de werk- en leefomstandigheden van arbeiders wil 
verbeteren via het parlement in plaats van door revolutie.

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Video

De eerste sociale wetten
  • Eerste Nederlandse socialist was Domela Nieuwenhuis  
(weinig invloed).

  • Sociaaldemocraten wilden uitbreiding kiesrecht. Meer
invloed arbeiders. 

  • In 1894 Sociaaldemocratische Arbeiderspartij (SDAP)  
opgericht (leider Troelstra).  Afhankelijk van andere partijen.

  • Kiesrecht werd tot 1917 mondjesmaat uitgebreid.  
Pas in 1917 algemeen mannen kiesrecht.


Slide 32 - Slide

De eerste sociale wetten
1872 Vakbonden toegestaan. 
Vakbond = Vereniging van mensen met een bepaald beroep, 
die opkomt voor de rechten van werknemers en strijdt voor 
betere werkomstandigheden.
Middelen: Demonstraties en stakingen

Voorbeelden van sociale wetten
1874 Kinderwet van Van Houten
1901 Ongevallenwet
1919 45-urige werkweek en 8-urige werkdag

Slide 33 - Slide

4.6 Confessionelen en feministen

Slide 34 - Slide

Leerdoelen
Aan het einde van deze les kun je herkennen en uitleggen welke drie groepen in de 19e eeuw wilden emanciperen/ voor hun rechten opkwamen, en wat er voor deze groepen veranderde vanaf de Pacificatie van 1917. 

Slide 35 - Slide


Feministen



Vrouwen die opkomen voor 
de (gelijke) rechten van de vrouw

Slide 36 - Slide

rond 1900
eerste feministische golf

Vrouwen waren wettelijk  handelingsonbekwaam. Ze

wilden dezelfde rechten als mannen: dezelfde onderwijskansen en kiesrecht. 


Slide 37 - Slide

Aletta Jacobs
  •  1854 - 1929 
  • Bekendste feministe van Nederland
  • Eerste vrouw die afstudeerde aan een universiteit. 

Slide 38 - Slide

Aletta Jacobs
  • Aletta werd de eerste vrouwelijke huisarts
  • Ze vestigde zich in Amsterdam.
  • Ze had een gratis spreekuur voor vrouwen uit de Jordaan


Slide 39 - Slide


Vereeniging voor 
Vrouwenkiesrecht (VVVK)


belangrijke vrouwen in deze organisatie:
Wilhelmina Drucker
Aletta Jacobs

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Video

Emancipatiebewegingen:
1.  Vrouwen (o.a. kiesrecht en recht op studie)

2. Arbeiders (kiesrecht/sociale wetgeving zoals minimumlonen, 
    8-urige werkdag, ouderdomsverzekering)

3. Confessionelen (schoolstrijd=strijd voor de financiële
    gelijkstelling van het openbaar en bijzonder onderwijs)

Confessionelen (katholieken en protestanten)  gebruiken de bijbel als uitgangspunt voor hun politieke ideeën.


Slide 42 - Slide

Slide 43 - Video

Slide 44 - Video

Kuyper:
Protestanten

Schaepman:

Katholieken 

Slide 45 - Slide

 Protestanten
  • Eerste politieke partij van Nederland: ARP (1879).
  • Abraham Kuyper, 
  • Stemmers: "Kleine Luyden": arbeiders die hard werkten: winkeliers, schoolmeesters, boeren.
  • Kuyper wil dat zijn achterban mag stemmen.  

Slide 46 - Slide

Katholieken
  • RKSP & KVP
  • Herman Schaepman
  • Achtergestelde groep (alleen veel katholieken in het Zuiden). Willen dezelfde rechten als protestanten.
  • Vanaf 1848 groeien zij in aantal: door de nieuwe grondwet was er vrijheid van geloof en vrijheid van onderwijs. 

Slide 47 - Slide


De schoolstrijd
  • Het openbare onderwijs werd betaald door de overheid en was neutraal.
  • Protestanten en katholieken richtten hun eigen scholen op. Dit is het bijzonder onderwijs.
  • De confessionelen streden voor gelijke rechten (emancipatie):
  1. De overheid moest ook bijzondere scholen financieren (schoolstrijd).
  2. Bij het maken van wetten moet meer rekening gehouden worden met geloof.
  • In 1917 werden alle scholen gelijk gesteld.  





Slide 48 - Slide

Afspraken Pacificatie van 1917 

  • Alle mannen ouder dan 23 hebben algemeen kiesrecht, zij mogen stemmen
  • Passief kiesrecht voor vrouwen (actief kiesrecht vanaf 1919/1922) Let op: actief kiesrecht is dat je zelf mag stemmen, passief kiesrecht is dat mensen op jou mogen stemmen, dus dat je je verkiesbaar kunt stellen)
  • stelsel van evenredige vertegenwoordiging in plaats van districtenstelsel (verkiezingen) (percentage stemmen =percentage zetels in parlement)
  • Gelijke financiering voor zowel openbaar- als bijzonder onderwijs (einde Schoolstrijd)

Slide 49 - Slide

Emancipatie van confessionelen, arbeiders en vrouwen
  • Er komt een einde aan de Schoolstrijd: zowel Openbaar- als Bijzonder onderwijs krijgen nu geld van de overheid

  • Er komt in 1917 Algemeen Kiesrecht voor mannen (vanaf 23 jaar)
( actief en passief)
  • Er komt kiesrecht voor vrouwen (1917: passief kiesrecht, 1919: actief kiesrecht)

Slide 50 - Slide

Belangrijke begrippen, personen en jaartallen
  • feminisme
  • Aletta Jacobs en Wilhelmina Drucker
  • confessionelen
  • Kuyper - protestanten
  • Schaepman - katholieken
  • schoolstrijd Pacificatie van 1917
  • algemeen kiesrecht

Slide 51 - Slide