h5 resultatenrekening

H5 Balans+ mutatiebalans
Wat hebben we zover geleerd?
  • hoe een balans werkt; debet- en creditzijde gelijk
  • vaste, vlottende, liquide activa; ken je de balansposten?
  • eigen, lang + kort vreemd vermogen; weet je wat waar hoort?
  • waarom de totaalwaarde altijd links en rechts gelijk is
  • hoe een mutatiebalans eruit ziet; alleen de balanspost die verandert in een T-vorm, met + of - bedrag
1 / 22
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H5 Balans+ mutatiebalans
Wat hebben we zover geleerd?
  • hoe een balans werkt; debet- en creditzijde gelijk
  • vaste, vlottende, liquide activa; ken je de balansposten?
  • eigen, lang + kort vreemd vermogen; weet je wat waar hoort?
  • waarom de totaalwaarde altijd links en rechts gelijk is
  • hoe een mutatiebalans eruit ziet; alleen de balanspost die verandert in een T-vorm, met + of - bedrag

Slide 1 - Slide

Jannekes debiteur betaalt per bank. De balansposten die veranderen..
A
debiteur+ bank -
B
debiteur - bank +
C
debiteur - kas +
D
debiteur + kas -

Slide 2 - Quiz

Pieter lost per bank 500 euro af op zijn hypothecaire lening
A
bank - 500 hyp lening + 500
B
bank +500 hyp lening +500
C
bank - 500 hyp lening - 500
D
bank - 500 bedrijfspand - 500

Slide 3 - Quiz

Masih betaalt zijn crediteuren met contant (cash) geld
A
kas - crediteuren -
B
kas - crediteuren +
C
bank - crediteuren -
D
bank - crediteuren +

Slide 4 - Quiz

Sanna doet een afschrijving op haar inventaris
A
inventaris + bank +
B
inventaris + eigen vermogen -
C
inventaris - bank -
D
inventaris - eigen vermogen -

Slide 5 - Quiz

Lieke koopt online een elektrische scooter om haar sushi rond te brengen
A
transportmiddelen - bank -
B
transportmiddelen + bank -
C
transportmiddelen + bank +
D
transportmiddelen - eigen vermogen -

Slide 6 - Quiz

Kaja betaalt rente (500 euro) per bank over zijn hypothecaire lening
A
bank - eigen vermogen +
B
bank - hypo lening -
C
kas - eigen vermogen -
D
bank - eigen vermogen -

Slide 7 - Quiz

Rabia betaalt haar personeel per kas
A
personeel - kas -
B
kas - personeel +
C
kas - eigen vermogen -
D
kas - lening-

Slide 8 - Quiz

Luuk verkoopt op rekening voor 2500 euro aan goederen. De inkoopwaarde was 2000 euro.
A
debiteuren- kas+
B
voorr goed + 2000 debiteuren - 2500
C
voorr goed -2000 bank + 2500 EV +500
D
debiteuren+2500 voorr goederen - 2000 EV +500

Slide 9 - Quiz

Ik betaal mijn crediteuren per bank
A
bank + crediteuren +
B
bank - crediteuren -
C
bank + crediteuren -
D
bank - crediteuren +

Slide 10 - Quiz

Hilal doet giraal een aflossing op zijn 8% lening.
A
bank - 8% lening -
B
kas - 8% lening -
C
bank - 8% lening +
D
bank - eigen vermogen -

Slide 11 - Quiz

Hoe gingen deze quizvragen bij je?
😒🙁😐🙂😃

Slide 12 - Poll

Samengevat..
De balans is een overzicht van alle bezittingen (activa), eigen vermogen en vreemd vermogen van een onderneming.

Een mutatiebalans is een deelbalans waarin alleen de balansposten (met bedragen) gemeld staan die veranderen door een financiële transactie.

Slide 13 - Slide

De resultatenrekening
Is een overzicht van kosten en opbrengsten en eventuele winst (of verlies) over een bepaalde periode. 

We noemen de resultatenrekening ook wel de 
winst- en verliesrekening.
In de resultatenrekening vind je stroomgrootheden
gemeten over een bepaalde periode

Slide 14 - Slide

Resultatenrekening
kosten
                        opbrengsten
inkoopwaarde
huurkosten
rentekosten
loonkosten
afschrijvingskosten
etc etc
(winst) 
omzet 





(eventueel verlies)
totaal
totaal

Slide 15 - Slide

Resultatenrekening
kosten
                        opbrengsten
inkoopwaarde         5000
huurkosten               2000
rentekosten                 500
loonkosten                3000
afschrijvingskosten 500
overige kosten          1000
(winst)                          .......
omzet                  14.500





(eventueel verlies)
totaal           € 14.500
totaal            € 14.500

Slide 16 - Slide

Resultatenrekening
kosten
                        opbrengsten
inkoopwaarde         5000
huurkosten               2000
rentekosten                 500
loonkosten                3000
afschrijvingskosten 500
overige kosten          1000
(winst)                          2500
omzet                  14.500





(eventueel verlies)
totaal                       € 14.500
totaal                  € 14.500

Slide 17 - Slide

opg 5.22a 
Noteer in de eerste kolom WEL of NIET
(gaat het om bezit/ vermogen= NIET!) 
Is het een kostenpost? Vul in 2e kolom (incl bedrag)

Is het een opbrengstenpost? Vul in 3e kolom in (+ bedrag)

Slide 18 - Slide

BelastingToegevoegdeWaarde
  • elk kwartaal (3 mnd) BTW afdragen aan belastingdienst
  • ondernemer betaalt geen BTW over eigen inkoop
  • de klanten betalen wel BTW; dat moet de ondernemer afdragen aan de belastingdienst
  •  na 3 maanden betaal je als ondernemer alle ontvangen BTW van je klanten, verminderd met je eigen betaalde BTW over de zakelijke inkoop. 

Slide 19 - Slide

BTW 9% en 21% 
Terugrekenen naar een procent
BTW 9%
BTW 21% 
prijs incl BTW
109%
121%
prijs excl BTW
100%
100%
BTW
9%
21%

Slide 20 - Slide

Rekenkundig BTW
BTW (omzetbelasting) heeft een laag 9% en hoog 21% tarief

Een appel kost 1 euro incl 9% BTW.
BTW bedraagt 1/ 109 x 9= 8 cent

Een tv kost 400 euro incl 21% BTW
Prijs excl BTW is 400/ 121 x 100= 330,58 euro

Slide 21 - Slide

BTW afdragen
Betaald een gas-water-licht (GWL) rekening t.w.v. € 200 incl 21%
In rekening gebracht bij klanten € 1200 incl 21% 
Betaald aan eigen leveranciers € 600 incl 21% 
Wat af te dragen?
(1200/121 x 21)= 208,26 te betalen
(200/121 x 21)+ (600/121 x 21)= 138,84 te ontvangen
dus 208,26 - 138,84= 69,42 euro te betalen

Slide 22 - Slide